De rotseerders van Westmeerbeek. Een eeuw cementrustiek uit de Antwerpse Kempen

Auteur: Glenn Geeraerts
Foto’s  : Glenn Geeraerts

In 1912 verrees op het kerkhof van Herselt, in de provincie Antwerpen, een indrukwekkende calvarieberg. De metershoge kruisheuvel, compleet met kunstmatige rotspartijen, was het werk van Frans Janssens, rocailleur of ‘rotseerder’ uit het buurdorp Westmeerbeek. De Herseltse calvarie is meteen het oudst bewaarde ensemble uit het oeuvre van de familie Janssens, rotsenbouwers van vader op zoon. De Westmeerbeekse rotseerders lieten hun signatuur achter op tientallen Lourdesgrotten, kruiswegstaties, muziekkiosken en andere betonconstructies in de Kempen en ver daarbuiten. Maar wat blijft er, honderd jaar na de calvarie van Herselt, nog over van hun oeuvre?
Voor dit artikel begaf ik me op grotendeels onontgonnen terrein. Mijn zoektocht leek soms zelf op een calvarie uit te draaien. Al gauw bleek dat er in Westmeerbeek jarenlang twee firma’s Janssens aan de slag waren, allebei gespecialiseerd in kunstbeton en met de Stationsstraat als uitvalsbasis. Toeval of niet: beide concurrenten gaven zelfs hun oudste zoon (en dus de opvolger van het familiebedrijf) dezelfde voornaam. Zo kreeg Victor Janssens uit Westmeerbeek concurrentie van … Victor Janssens uit Westmeerbeek bij de aanbesteding van de Lourdesgrot in Averbode. En het kan nóg complexer: op hetzelfde ogenblik en in diezelfde Stationsstraat was er een derde rotseerder actief. Michel Geysels leerde het vak bij de ene Janssens, liep over naar de andere en begon ten slotte voor eigen rekening.
Mijn onderzoek naar ‘het mekka van de rotseerkunst’ (dixit Wim Meulenkamp) is dus nog niet afgelopen, maar ik meen wel genoeg gegevens te hebben verzameld voor een stand van zaken. Ik beperk me tot de productie van de families Janssens (beide firma’s) en vader en zoon Geysels. (1)

Eerste statie: rocaille, kunstbeton, cementrustiek

De Westmeerbeekse rocailleurs noemden zichzelf ‘specialisten in kunstbeton’, terwijl later – vooral in kunsthistorische kringen – de term ‘cementrustiek’ in zwang raakte. In de volgende paragrafen worden die begrippen gesitueerd in tijd en ruimte. (2)

Voor alle duidelijkheid: in Westmeerbeek hebben ze het warm water niet uitgevonden. De techniek van het rocailleren of ‘rotseren’ is eigenlijk zo oud als de straat. In het Italië van de renaissance werden al tuingrotten gebouwd die moesten herinneren aan Romeinse voorbeelden. Denk maar aan de overweldigende 16e-eeuwse grotconstructies in het park van de Villa d’Este in Tivoli, bij Rome.
Ook in de Engelse landschapsparken, die vanaf de 18e eeuw opgang maakten, konden namaakgrotten niet ontbreken. Bij de bouw ervan werd gewoonlijk natuursteen gebruikt. Kalkcement of tras diende hoogstens als aanhechtingsmiddel. De komst van het hoogwaardige portlandcement, kort na 1800, zorgde voor een ommekeer: voor het eerst konden grotere oppervlakken (zoals rotspartijen) worden gemodelleerd zonder het risico op instorting. In Groot-Brittannië werd portlandcement vanaf 1843 op industriële schaal geproduceerd. Goed een halve eeuw later zou het kwalitatieve cement het werk van de Westmeerbeekse rotseerders vergemakkelijken.

Ook de fabricage van beton bestaat al eeuwen. Toch duurt het tot ver in de 19e eeuw voor iemand op het idee komt om ijzer te verwerken in betonnen constructies. Omstreeks 1845 experimenteert de Fransman Joseph-Louis Lambot met wat je de voorloper van het gewapend beton zou kunnen noemen. Op het familielandgoed in de Var maakt Lambot bloempotten van ijzerdraad, die hij met cementmortel bekleedt. Joseph Monier, tuinman in Versailles, perfectioneert die techniek. Hij neemt in 1868 een patent op beton armé of gewapend beton.
Het zogenaamde Système Monier geeft een opstoot aan de tuinkunst. In 1875 was de eerste rustieke tuinbrug uit beton vervaardigd. De benaming ‘rustiek’ verwijst naar het aanzicht ervan: de brug was opgetrokken uit imitatieboomstammen en had namaakhouten takken als leuning.
In België werd het gewapend beton geïntroduceerd in 1880, toen de gebroeders Picha het patent van Monier kochten. De Picha’s begonnen een betonfabriek in Gent en openden enkele jaren later een filiaal in Sas van Gent, in Zeeland. Hun zwager Louis Stevens zorgde er mee voor dat ook in Amsterdam een filiaal werd geopend. Op die manier zorgden de Picha’s wellicht voor de verspreiding van het Système Monier in Nederland.

Aangenomen wordt dat de eerste Belgische rotseerders het vak leerden van hun Franse collega’s. Dat rocailleursambacht stamt waarschijnlijk uit Noord-Italië en is via Marseille en Noord-Frankrijk (met Rijsel als centrum) naar België overgewaaid. De kunst van het rocailleren bestaat erin dat men natuurlijke objecten en materialen (rotsen, grotten, bomen,) probeert na te bootsen met behulp van cement. In het beste geval zijn die kunstgrotten, neprotsen en boomstambruggetjes nauwelijks van het ‘echte werk’ te onderscheiden.
Een vroeg voorbeeld van cementrustiek in een parkomgeving is te vinden in het zogenaamde Sint-Arnolduspark in Tiegem (West-Vlaanderen). De firma Picha Frères bouwde er eind negentiende eeuw een reeks rustieke bruggetjes, grotten, paviljoenen, aquariums en een cementen boomstam als preekstoel. Tot vandaag vormt het domein een bijzonder huwelijk van een laat-pittoresk landschapspark en een devotiepark. Iets ouder zijn de kunstrotsen in het Gentse Citadelpark, een ontwerp van Thomas Picha.
Een andere pionier was de Brusselse aannemer Blaton-Aubert. Het bedrijf maakte naam met grote projecten zoals de Noord-Zuidtunnel in Brussel, maar begon zijn activiteiten in 1865 met de fabricage van betonnen tuinbeelden. De Lourdesgrot in het park van de Ursulinen in Onze-Lieve-Vrouw-Waver (provincie Antwerpen) komt uit de catalogus van Blaton-Aubert. (3) Ook vanuit Brussel opereerde de firma Dumilieu. Die bouwde in 1908 een aquarium van namaakrotsen in de Zoo van Antwerpen. Evere (Brussel) was de standplaats van de firma Moens, bouwer van een flink uit de kluiten gewassen Lourdesgrot in Jette (Brussel).

Tweede statie: Victor Janssens, rotsenbouwer

De titel boven dit artikel is een beetje misleidend. De calvarieberg in Herselt is met zijn honderd jaar weliswaar het oudste stuk uit de artistieke erfenis van de Janssens-dynastie, maar eigenlijk was de eerste rotsenmaker in Westmeerbeek al enkele jaren eerder aan de slag. Victor Janssens (1852-1935) wordt beschouwd als de stamvader van de Kempense rocailleurs. Janssens, een stukadoor uit Beerzel, trouwde in 1876 met een weduwe uit Westmeerbeek. Hij opende een café in het centrum van het dorp (in het huis dat vandaag Stationsstraat 22 als adres heeft) en bood ook zijn diensten aan als meester-plafonneerder én rotsenbouwer. Later verhuisde hij mee naar het nieuwe huis dat zoon Frans liet bouwen (vandaag Stationsstraat 24, de bekende Villa Janssens – een naam die we later nog zullen tegenkomen). Van Janssens’ oeuvre bleef evenwel niets bewaard.
Frans (1877-1919) en Alfons Janssens (1880-1959) stapten in de voetsporen van hun vader. Ze bekwaamden zich als stukadoors en gingen in de leer bij rocailleurs in Noord-Frankrijk. Dat is ook wat Freddy Janssens, kleinzoon van Alfons, als kind te horen kreeg:

Mijn grootvader behoorde tot een generatie die de overstap maakte van kalk naar cement. Als jonge stukadoor ging hij aan de slag in kerken, waar sierpleisterwerk – van rozetten tot gebeeldhouwde engelen – de boventoon voerde. Grootvader werkte in opdracht van kasteelheren en religieuze instituten, maar ook voor provincie- en stadsbesturen. Pas veel later kwam de vraag naar grotten van Lourdes, die vooral in de jaren dertig in de mode geraakten.

Als gevolg van een familievete waarover Westmeerbeek ruim een eeuw later de lippen nog steeds stijf op elkaar houdt, gingen Frans en Alfons in of vlak na 1900 elk hun eigen weg. Fons vestigde zich bij het treinstation van Westmeerbeek. Frans richtte zijn eigen bedrijf op in het centrum van het dorp, waar hij nog voor de Eerste Wereldoorlog een pittoresk villaatje bouwde. Beide firma’s zouden elkaar vijftig jaar lang beconcurreren als specialisten in kunstbeton. De ene aan de statie, de andere nauwelijks een kilometer verderop.

Derde statie: een Herseltse ontgoocheling

Ik begon dit artikel met de calvarieberg op het kerkhof in Herselt. (4) De Westmeerbeekse rotseerders hebben nooit een onderscheid gemaakt tussen religieuze en meer wereldse opdrachten. (Volstrekt wereldse elementen in een religieus park zijn in België dagelijkse kost – een piëta wordt er naast, pakweg, een nepruïne gebouwd.) Ook Frans Janssens leverde grot- en rotswerk voor diverse doeleinden. De Herseltse calvarie, het oudste werk van zijn hand, vormt een mooi bewijs van de vermenging tussen strikt religieuze en volstrekt ‘seculiere’ elementen – en dat in één en hetzelfde kunstwerk. Het programma is religieus (een gekruisigde Christus in de top van een rotsgraf met daarin het corpus christi), de uitwerking ervan (met rotsformaties en trapleuningen van imitatietakken) doet veeleer denken aan een laat-pittoreske, ‘Engelse’ landschapstuin.
Wie zich nu al naar Herselt rept in de hoop daar een pracht van een kruisberg te kunnen zien, moet ik teleurstellen. Weer en wind, vandalisme en jarenlange verwaarlozing door gemeente en kerkfabriek hebben als resultaat een ruïne opgeleverd. De betonnen trapleuningen zijn afgebroken, het opschrift Golgotha en de bijbehorende beelden (Christus in het graf, Johannes en Maria bij het kruis) zijn gewoonweg verdwenen. De initialen F.J., getekend in het natte cement, trotseerden de tijd.

Kruisheuvel, kerkhof Herselt (Antwerpen, Herselt)

Kruisheuvel op kerkhof van Herselt

 

Vierde statie: Villa Decor

Gelukkig bleef er nóg een realisatie van Frans Janssens uit 1912 bewaard. In dat jaar liet Janssens namelijk een huis bouwen in het centrum van Westmeerbeek. De Villa Janssens of ook wel Villa Decor, zoals ze sinds kort wordt genoemd, is een woning met een verhaal.

De jonge Frans Janssens was in 1910 aan het werk in Brussel, waar toen een Wereldtentoonstelling werd gehouden. Hij raakte op de Expo in de ban van een cottage-achtig huis dat model stond voor de volkshuisvesting van de toekomst. Janssens liet het pand steen na steen afbreken en alle bouwmaterialen in goederenwagons naar Westmeerbeek voeren. Twee jaar later herrees het pand op de plaats waar het voorlopig nog altijd staat. Voorlopig, want de ‘volkswoning’ van toen dreigt ironisch genoeg te moeten plaatsruimen voor … sociale woningen. Een lokaal actiecomité probeert de Villa Janssens voor afbraak te behoeden. In juni 2012 werd daarom een aanvraag tot bescherming ingediend bij het kabinet van Vlaams minister voor Monumentenzorg Geert Bourgeois (N-VA).
Voor de ateliers, die grotendeels nog uit de tijd van Frans Janssens stammen, komt alle hulp te laat. Ze werden de voorbije jaren vakkundig geplunderd. De pergola in de tuin, met een façade die iets van een Zwitsers berglandschap had, is ontmanteld. Vrijwel intact daarentegen is de tuinkamer die Janssens honderd jaar geleden bouwde om bezoekers en klanten te ontvangen. Die kwamen terecht in een spelonk, voorzien van imitatierotsen en levensechte stalactieten. Bij de bouw ervan inspireerde Janssens zich op de Grotten van Han.
Een ander, nu verdwenen werk van Frans Janssens is een stoel in de vorm van een bewerkte boomstam. Die zogenaamde AVE-stoel (1915) stond bij een door Janssens ‘versierde’ Lourdesgrot in Berlaar bij Lier. Wim Meulenkamp fotografeerde het kunstwerk nog in 1995, maar toen ik er enkele jaren geleden langsliep, was van de stoel geen sprake meer. Om maar te zeggen hoe het kunstbetonnen erfgoed voortdurend bedreigd wordt door de sloophamer.

Villa Decor (Antwerpen, Westmeerbeek)

Villa Decor Westmeerbeek

Interieur Villa Decor (Antwerpen, Westmeerbeek) [foto: Glen Geeraerts]

Interieur Villa Decor

 Frans Janssens overleed in 1919 op 42-jarige leeftijd. Zijn weduwe en zijn piepjonge zonen – nauwelijks 14 en 16 jaar oud – wachtten de zware taak het familiebedrijf verder te zetten. Dat deden ze met de ronkende firmanaam Maison Veuve Fr. Janssens & Fils. In de jaren dertig werd die benaming vervangen door het gebalde Huis Decor. Maar voor we bekijken hoe de erfgenamen van Frans Janssens het ervan afbrachten, keren we in de volgende statie op onze stappen terug. Naar de eeuwwisseling, de periode waarin Frans en zijn jongere broer Alfons elkaar de rug toekeerden.

Vijfde statie: naar Lourdes

Met zijn arbeid bracht hij velen bij Onze-Lieve-Vrouw en naar de kerk. Kunstenaar in zijn werk, boetseerde hij met liefde zijn dode materiaal tot getuigende verheerlijking van onze Hemelmoeder: die kunst was zijn leven.

Het bovenstaande citaat uit zijn rouwprentje vat het leven van Alfons Janssens bondig samen. Nog meer dan zijn broer Frans zou hij zich toeleggen op de bouw van calvariebergen, kruiswegen en andere religieuze ensembles. In de jaren twintig en dertig werden ook Lourdesgrotten in de bedrijfscatalogus opgenomen. De verering van Onze-Lieve-Vrouw van Lourdes kwam toen tot volle bloei in België: in de plaatsjes Beauraing en Banneux verscheen Maria immers aan enkele kinderen. In Frankrijk werd Bernadette Soubirous in 1933 heilig verklaard. Die Mariacultus heeft Alfons Janssens geen windeieren gelegd, want samen met zijn zoon Victor – door de concurrenten smalend die van de statie genoemd – heeft hij tientallen, misschien zelfs enkele honderden replica’s gebouwd van de grot in Lourdes.
Janssens ging er trouwens prat op dat hij in de Pyreneeën de ‘echte’ grot was gaan opmeten. In het Oost-Vlaamse bedevaartsoord Oostakker-Lourdes bouwde hij een openluchtpreekstoel bij de grot. Ondanks dat palmares zag hij de opdracht voor de bouw van een Lourdesgrot in Averbode aan zijn neus voorbijgaan. De Norbertijnen gingen in zee met de concurrentie. Wat volgde was een brief waarin Alfons de paters waarschuwde voor het middelmatige werk van die andere firma Janssens.

Lourdesgrot, Mariapark Oostmalle (Antwerpen, Oostmalle) [foto: Glen Geeraerts]

Lourdesgrot in oostmalle

Cementrustieke bankjes, Lourdesgrot (Vlaams-Brabant, Scherpenheuvel) [foto: Glen Geeraerts]

Cementrustieke bankjes bij Lourdesgrot Scherpenheuvel

Zesde statie: de firma Janssens & Geysels

Alfons Janssens, die aanvankelijk met zijn vader en broer samenwerkte, is volgens de overlevering al in 1900 voor eigen rekening begonnen. Zijn woning aan het station van Westmeerbeek was overvloedig met cementrustiek verfraaid. Net zoals bij het huis van zijn broer Frans deed de voortuin dienst als toonzaal in openlucht. Wie vanuit Booischot het dorpscentrum naderde, zag al van op afstand de tuinvazen, duiventorens, waterputten en een levensgrote betonnen leeuw opdoemen. Ook voor Alfons Janssens gold immers dat hij niet alleen opdrachten aanvaardde van parochies en kloosterorden: ook de aanleg van lusttuinen en privéparken behoorde tot het handelsfonds van de firma.
Volgens kleinzoon Freddy Janssens deed zelfs de Antwerpse Maatschappij voor Dierkunde – de dierentuin aan het Centraal Station aldaar – een beroep op Alfons’ rotseertalent. Mijn grootvader werkte mee aan de bouw van de Zoo-rotsen, de brug over de lamakuil, een paviljoen bij de ingang, de reptielenzaal, het vroegere verblijf van de zeehonden en dat van de olifanten, vertelt Freddy daarover. Ook de gevels van het historiserende nepstadje Oud België op de Wereldtentoonstelling van 1930 in Antwerpen zijn van Westmeerbeekse makelij, net als imitatiehouten bruggen en balustrades in tal van privétuinen.

Villa Alfons Janssens (Antwerpen, Westmeerbeek)

Villa van Alfons Janssens, Westmeerbeek

In zijn buurjongen Michel Geysels (1889-1977) vond Janssens een geschikte knecht. Geysels toonde zich erg bedreven in de rocaillekunst en werkte zich op tot vennoot van zijn leermeester. Betonnen getuigen van die samenwerking vind je vandaag nog in de Antwerpse Kempen en daarbuiten. Wellicht het oudste werk van de firma A. Janssens & M. Geysels Kunstbeton is een Lourdesgrot in Peulis bij Mechelen. Ze werd opgetrokken in 1920 als dank voor de behouden thuiskomst van de soldaten uit de parochie Peulis. Ook bij de Ursulinen in Gierle (1923), aan het kapucijnenklooster in Lommel-Werkplaatsen (1927-1928), aan de kerk van Nijhoven (Baarle-Nassau, 1932) en in Waanrode (1933) verschenen replica’s van de grot van Lourdes. In het regionale bedevaartsoord Klein Scherpenheuvel bij Wiekevorst tekenden Janssens en Geysels midden jaren twintig voor een rustieke calvarieberg. Voor het Mariapark in Oostmalle werd in 1933 behalve een imposante Lourdesgrot ook een Onze-Lieve-Vrouw van Fatima op een ‘knoestige’ boomstronk vervaardigd. Voor de rozenkransweg in Scherpenheuvel leverden Janssens en Geysels de bekende betonnen zitbankjes. En vlakbij het huis van Alfons Janssens bevindt zich nog steeds het Lourdesgrotje dat werd gebouwd omdat de familie heelhuids de Tweede Wereldoorlog had doorstaan.

De samenwerking met Michel Geysels bleef niet duren. Begin jaren dertig traden Alfons’ zonen, Victor en (aanvankelijk ook) Frans, steeds nadrukkelijker op het voorplan. Dat leidde tot spanningen tussen Geysels en de Janssens-clan. De muziekkiosk op het dorpsplein in Achel, daterend uit 1933, was dan ook het laatste wapenfeit van de tandem Janssens-Geysels. Op de bouwwerf moet het tot een hoogoplopende ruzie gekomen tussen Michel Geysels en Victor Janssens, die enkele jaren later zijn vader zou opvolgen als zaakvoerder. Geysels – over wie straks meer – stapte prompt naar de concurrentie.

Omstreeks 1935 kwam Victor Janssens (1911-2001), de oudste zoon van Alfons, aan het roer van het familiebedrijf. Zijn jongere broer Frans (1912-1979) werkte nog een tijdje mee in de zaak, maar werd nadien cafébaas. Vader Alfons verdween niet helemaal van het toneel. Hij hield toezicht op de werkzaamheden in Averbode, waar zijn mannen de opdracht hadden gekregen om een toegangsboog voor het in opbouw zijnde Mariapark te fabriceren. In 1936 was die namaakruïne klaar, net als de ommuurde Hof van Olijven, de Fatimascène en het charmante toegangspoortje aan de abdijkant.
Intussen was Alfons Janssens actief in de lokale politiek. Hij werd in 1936 verkozen tot burgemeester voor de katholieke partij en bleef de sjerp dragen tot in 1952. (5) De clanstrijd tussen de concurrerende rotsbouwfirma’s werd trouwens ook op politiek vlak gevoerd: leverden die van de statie een katholieke burgemeester, later werd een telg van de Decor-clan kopman voor de liberale PVV.

Lourdesgrot, Mariapark Averbode (Vlaams-Brabant, Averbode) [foto: Glen Geeraerts]

Lourdesgrot te Averbode

rekening Lourdesgrot Averbode 1936

Rekening voor de bouw van Lourdesgrot Averbode

Zevende statie: Maison Decor

Bent u er nog? Ik had het al over Frans Janssens, de man die het huis van de Wereldtentoonstelling naar Westmeerbeek haalde en al in 1919 overleed, nauwelijks 42 jaar oud. Zijn weduwe, Maria Josephina Voets – of Veuve Janssens voor het Franstalige cliënteel – kwam plots aan de leiding te staan van een bloeiend bedrijfje. Gelukkig kon ze rekenen op de ervaring van haar schoonvader Victor (de eerste rotsenbouwer van het dorp, weet u nog wel). Haar twee tienerzonen, Victor (1903-1983) en Jos (1905-1948), werden meteen voor de leeuwen gegooid. Victor en Jos Janssens werden bekende leveranciers van allerhande tuinornamenten.
Hoe dat ‘allerhande’ er concreet uitzag, lezen we in een advertentie uit de jaren twintig:

Décorations de parcs et jardins. Jardins modernes – réguliers – alpins – japonais.
Parcs à paysages. Rochers, étangs, rivières, cascades, aquariums, grottes et veranda (Imitation Grotte de Han).
Chalets, maisons, kiosques, pavillons. Belvedères, ponts, passerelles, embarcadères, vases et statues jardinières, caisses à fleurs, etc.

En zo gaat het nog een tijdje door. De firma presenteert zich als entreprise de tout travaux en beton armé en kan ook worden gevraagd voor het cementeren van huisgevels.

Hoewel het aanbod van het bedrijf erg groot was en de opdrachten talrijk waren, is het moeilijk een inventaris van het oeuvre van de gebroeders Janssens samen te stellen. Victor en Jos werkten vaak voor particulieren, in privéparken die in tegenstelling tot min of meer publieke Mariaparken en andere devotiecomplexen minder traceerbaar zijn. Zeker van hun hand zijn de kunstbetonnen bouwsels op het Zwart Goor in Merksplas, destijds het landgoed van zakenman Martin Verbeeck. In de streek van Ravels en Poppel is Verbeeck vandaag nog steeds een legende. Toen hij na de Eerste Wereldoorlog het Zwart Goor in handen kreeg, trof hij er een kleinschalige boerderij aan. Op enkele jaren tijd installeerde hij op het domein een industriële kippenkwekerij, een tuinbouwbedrijf, een batterij koeien- en paardenstallen en een bloemisterij. In de centraal verwarmde kelder van zijn villa kweekte Verbeeck kuikens.
Zijn bijnaam de cementkoning dankte Verbeeck aan zijn status van aandeelhouder bij de Cimenteries et Briqueteries Réunies, kortweg CBR. In die hoedanigheid kwam hij in contact met Victor en Jos Janssens, die het Zwart Goor uitgebreid van rustiekwerk hebben voorzien. Aan een van de toegangsdreven tot het domein liet Verbeeck midden jaren twintig een rustieke poort en een omheining van imitatieboomstammen optrekken. Het ensemble werd gesigneerd door ene J. Van Houdt uit Schilde, maar draagt onmiskenbaar de stempel van de firma Decor. Meer fraais is te vinden in wat Verbeecks privépark moet zijn geweest. Te midden van het groen werd een oude turfkuil tot zwemvijver omgevormd. Je kon er zelfs spelevaren: tijdens een speurtocht in het voorjaar van 2011 botste ik op een betonnen botenhuis in imitatievakwerk, compleet met aanlegsteiger. De kleedhokjes zijn nog authentiek, maar in zeer slechte staat. Verscholen in het bos zag ik een betonnen bank, uitgevoerd als een halve cirkel. Een brug in de vorm van een omgevallen boomstam voert naar een eendenkooi, uiteraard ook in beton. (Een tip voor wie het Zwart Goor wil bezoeken: ga niet aan de achterkant van het landhuis kijken. Daar wonen nonnen. U loopt het risico om net als ik door een van de zusters kordaat op de vingers te worden getikt. Dat ik de twee bordjes Verboden toegang niet had gezien, scheen de eerwaarde zuster niet te willen geloven.)

Een van de mooiste realisaties van Vic en Jos Janssens is ongetwijfeld de muziekkiosk in pittoreske stijl die sinds 1936 het marktplein van Zichem siert. Voor dat project kregen de broers de hulp van Michel Geysels, die het even voordien voor bekeken had gehouden bij die van de statie. In Zichem signeerden Victor en Jos Janssens al met de firmanaam Decor – de geëmailleerde naamplaatjes zijn nog altijd te zien op de sokkel van de kiosk.
Decor werkte niet alleen voor cementbaronnen en gemeentebesturen. Op Lourdesgrotten in Kraainem en Houtain-le-Val (gemeente Genepiën) vinden we dezelfde emailplaatjes als in Zichem. In Rijsbergen bij Zundert (Nederland) bouwde Decor in 1938 een Lourdesgrot. De grot zelf is intussen vervangen door een bouwsel in Turkse natuursteen, maar het altaar, de zitbankjes en het Mariabeeld dateren nog uit de tijd van de broers Janssens. In hetzelfde dorp maakte Decor een rotsformatie waarop een Heilig-Hartbeeld kwam van Aloys De Beule. In het park van kasteel Ter Borght, in hometown Westmeerbeek, bouwde Decor een pittoreske eendenkooi op een kunstmatig eilandje.
Een flink uit de kluiten gewassen Lourdesgrot – zonder emailplaatje, maar mét bewaarde factuur – is die in het Mariapark van Averbode. (Overigens op twee minuutjes rijden van het al genoemde Zichem.) De grot blijft imposant, al wilde het bij de bouw niet echt vlotten. Ze moest klaar zijn voor het begin van de meimaand in 1936. Begin juni stond het bouwsel echter nog steeds in de steigers, terwijl het gloednieuwe processiepark al geopend had moeten zijn. De paters moesten de inwijding tot drie keer toe uitstellen. Die van de statie, die naast de bestelling hadden gegrepen, probeerden extra zout in de wonde te strooien. ‘Volgens mijn oordeel ziet het er niet rooskleurig uit’, schreef Alfons Janssens in een jennerig briefje naar pater Dockx, de zenuwachtige secretaris van de Aartsbroederschap van Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig-Hart (een godvruchtige vereniging die de bouw van het park bekostigde).

Kiosk, marktplein (Vlaams-Brabant, Zichem)

Kiosk op het plein van Zichem

Kiosk, marktplein (Vlaams-Brabant, Zichem) [foto: Glen Geeraerts]

Kiosk op het plein van Zichem

Achtste statie: liberalen versus katholieken

Dat Alfons Janssens stokebrand ging spelen in Averbode typeert de relaties tussen de twee takken van de Janssensfamilie. Het zou nooit goedkomen tussen Janssens-Dorp en Janssens-Statie. Zelfs het Westmeerbeekse verenigingsleven geraakte in die tweespalt betrokken. Zo was Alfons Janssens jarenlang muziekbestuurder en voorzitter van de katholieke fanfare. Die ‘maatschappij’ heette officieel De Verenigde Vrienden, maar de aanhangers werden door de rivaliserende, liberale fanfare ook wel de Gaatebleiters (geitenblaters) genoemd. De voorzitter van die liberale Nethezonen was … Vic Janssens.
We zagen al dat de familievete zelfs een politiek tintje kreeg. Terwijl die van de statie met Alfons jarenlang een burgemeester van CVP-strekking in huis hadden, werden in 1970 de rollen omgedraaid. Vic Janssens, toen 67 jaar, geraakte verkozen voor de liberale PVV en werd burgemeester van Westmeerbeek. Plots stond het 1-1. (En die uitslag werd definitief: in 1977 hield de gemeente Westmeerbeek op te bestaan.)

Victor Janssens – Dikke Fik – stond in het dorp bekend als een joviale man met een neus voor zaken. Een zondagsschilder ook (denk: landschappen, Kempense hoevetjes), die weleens tentoonstelde in zijn buitenverblijfje op de grens met Herselt. Fik heeft eigenlijk nooit z’n handen vuilgemaakt, typeert een dorpsbewoner hem. Mannen zoals Michel Geysels en zijn zoon, die zaten altijd wel ergens op een bouwwerf. Fik had daar werkvolk voor. Die vertoefde in de betere kringen.
In 1948 verdronk Jos Janssens tijdens een zwempartijtje. Voortaan zou Vic alleen de zaak runnen. In die periode had Decor zich al volledig toegelegd op de productie van tuinbeelden – een sector waarin ook de concurrenten brood zagen. Die betonnen herten, tuinmannen-met-spade-over-de-schouder en andere ornamenten wist Vic te slijten aan onder meer de familie Vaxelaire-Claeys, de eigenaars van de Brusselse Bon Marché-warenhuizen. Hij werkte ook samen met de Grand Bazar, was elk jaar present op de Foire Commerciale in de hoofdstad en actief in de Anwerpse Bedrijfsgroep der Tuinaannemers.

Zei ik al dat de concurrentie tussen de twee Westmeerbeekse rotseerdersfirma’s bikkelhard was? Maria Janssens, de laatste bewoonster van de Villa Janssens en dochter van Vic, herinnert het zich nog levendig:

Mijn vader stond elk jaar op de Foire Commerciale in Brussel. Potentiële klanten die uit de richting van Heist-op-den-Berg of Lier kwamen, hielden natuurlijk halt bij het huis van de concurrentie, omdat ze dat als eerste zagen. Bij de statie stond in het groot ‘V. Janssens Kunstbeton’ op de gevel. Die heette Victor Janssens, net als mijn vader. Die mensen klopten daar aan. Of ze bij de firma Janssens waren die op de beurs stond? Knikken van ja, natuurlijk. Tot ze naar meneer Victor Janssens vroegen, die ze hadden ontmoet in Brussel, en natuurlijk oog in oog stonden met een onbekende. Tja, dan vielen ze door de mand. Maar omgekeerd gebeurde hetzelfde, hoor: ook mijn vader probeerde klanten af te snoepen van de concurrentie.

In de jaren zestig was de bloeiperiode van de cementrustiek voorbij. Vic Janssens bleef tot aan zijn dood in 1983 in de villa aan de Stationsstraat wonen. Dochter Maria bleef het huis tot 2005 geregeld bezoeken; sindsdien staat het leeg.

Deel 2, over de laatste rotseerders van Belgie volgt in PorteFolly 40

Noten

  1. Ik dank voor hun hulp bij het tot stand komen van dit artikel: weduwe Geysels-Mariën, Michel Geysels, André en Martha Milloen-Geysels, Maria Muls-Janssens, Freddy Janssens en Isabelle Lapière, May Tobback en Roel Mattheus, Wim Meulenkamp, Eddy Exelmans, Kjell Corens, pater Herman Janssens, Hilda Poleunus, Rob Jacquemyn, Karel Eyckmans en Jan-Modest Goris.
  2. Een beknopte inleiding op cementrustiek en de kunst van het ‘rotseren’, waarvan we dankbaar hebben gebruikgemaakt voor deze ‘statie’, vindt u bij W. Meulenkamp en P. De Nijs, Buiten de Kerk, Lourdesgrotten en Calvariebergen in Nederland en België, s.l. 1998, p. 48 e.v.
  3. Over de bouwgeschiedenis van het imposante Ursulineninstituut in Onze-Lieve-Vrouw-Waver: zie M. Baeck, Gethsemane 1841-1991, Het Instituut der Religieuzen Ursulinen te Onze-Lieve-Vrouw-Waver, Brussel 1991.(Overdruk uit het tweemaandelijks tijdschrift M&L (Monumenten, Landschappen en Archeologie), jaargang 10, 1991, nr. 6, pp. 21-44.
  4. Zie over de lijdensweg van de Herseltse calvarie het artikel van K. Eyckmans, ‘De calvarieberg te Herselt: pleidooi voor het behoud’, in: H.K.W. Driemaandelijks tijdschrift van de v.z.w. Heemkring Kanton Westerlo, jaargang 23, 1996, nr. 1.
  5. Met een onderbreking in de oorlogsjaren, van 1941 tot 1944.

Literatuur

  • Baeck, Mario, Gethsemane 1841-1991. Het Instituut der Religieuzen Ursulinen te Onze-Lieve-Vrouw-Waver, Brussel 1991. (Overdruk uit het tweemaandelijks tijdschrift M&L, jg. 10 (1991), nr. 6, 21-44).
  • Cools, Jan, ‘De Sint-Antoniusgrotten te Herentals (1914-1990)’, in: Historisch Jaarboek van Herentals VI (1991), 173-184.
  • Eyckmans, Karel, ‘De calvarieberg te Herselt: pleidooi voor het behoud’, in: H.K.W. Driemaandelijks tijdschrift van de v.z.w. Heemkring Kanton Westerlo, jg. 23 (1996), nr. 1, 2-5.
  • Geeraerts, Glenn, 75 jaar Mariapark in Averbode. Huwelijk van volksdevotie en kunstbeton. S.l., s.d. [= Averbode 2011].
  • Geeraerts, Glenn, Beknopte geschiedenis van de mijnwerkersgilde in Averbode’, in: Heemkring Averbode, jg. 38 (2012), nr. 2, 35-40.
  • Geybels, Hans, Kapellen in Vlaanderen. Vergeten verleden. Leuven 2006.
  • Het klooster en het Genadedal van O.L.V. van Lourdes der paters kapucijnen te Meersel Dreef Meerle. EEUWFEEST van de terugkeer 1865-1965. Meersel-Dreef (Meerle) 1965.
  • Inventaris van het Onroerend Erfgoed van het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE), op: www.vioe.be. (het laatst geraadpleegd op 13 oktober 2012).
  • Meulenkamp, Wim, ‘De werkenlijst van rotseerder Victor Janssens te Westmeerbeek’, in: Nieuwsbrief De DonderbergGroep, nr. 7 (1995), 15.
  • Meulenkamp, Wim, Follies. Bizarre bouwwerken in Nederland en België. Amsterdam/Antwerpen 1995.
  • Meulenkamp, Wim & Paulina De Nijs, Buiten de kerk. Lourdesgrotten en Calvariebergen in Nederland en België. S.l. 1998. (Cultuurcuriosa 3).
  • [Michiels], G., Gedenkboekje van het gouden jubileum der paters capucijnen te Herentals, 1897-1947. Herentals s.d. (= 1947).
  • Poleunus, Hilda, ‘Meer dan duizend Lourdesgrotten in België’ (lourdesgrotten.skynetblogs.be). (het laatst geraadpleegd op 11 oktober 2012).
  • Spoormakers, Sven, ‘Beroep: rotsenbouwer. Freddy Janssens uit Wezemaal over kunstbeton en pretparken’, in: Het Laatste Nieuws (editie Leuven-Brabant), 8 juni 2001.
  • Van de Sijpe, Luc, ‘Het militaire verleden van het Gentse Citadelpark’, op: www.bunkergordel.be. (het laatst geraadpleegd op 11 oktober 2012).

Foto’s:


Meer informatie:


<==Inhoud PorteFolly 39