FRANSE FOLLIES aan de oppervlakte
Auteur: Anton Nuijten
Foto’s : Hetty Wilming
Trouvailles en bagatelles
In de Nieuwsbrief / PorteFolly is vaker aandacht besteed aan Franse follies. Recentelijk zijn er twee boekjes over verschenen van de hand van Pieter en Rita Boogaart: Follies in France I, Scratching the surface en een gelijknamig 2e deel (zie boekbespreking). De auteurs zijn lid van de Folly Fellowship én van de DonderbergGroep. In de handzame boekjes wordt een genoeglijke veelheid aan follies besproken en getoond. Zo komen ze – in alle soorten en maten – eindelijk in het licht, onttrokken aan een vaak donker, verborgen bestaan. Zelf had ik er ook nog een aantal op mijn lijst staan om ooit eens te bezoeken of meer informatie over op te sporen. Voor dit artikel heb ik Franse tuinsieraden en andere bijzondere architectuur geselecteerd, die niet – een enkele overlapping daargelaten – worden genoemd in Follies in France. Daarmee kan deze selectie worden toegevoegd aan de inventaris van de Boogaarts. Zeker niet alle genoemde objecten zijn ter plekke bezocht; de meeste zelfs niet, bij gebrek aan tijd en middelen. Meestal gaat het om minder spectaculaire follies. De meer prominente exemplaren zijn terug te vinden in Follies in France. (Wie het eerst komt…) De nummers in onderstaande tekst verwijzen naar de Franse departementen, waarvan een lijst is bijgevoegd.
02 Guise
Familistère, Rue Sadi-Carnot. Het is een plaatsje van niets, met veel slecht onderhouden huizen en een algehele sfeer van verloedering, armoe en somberte, nog steeds typerend voor de meer noordelijk gelegen streken van Frankrijk. In schril contrast hiermee staat het ´sociaal paleis´ de Familistère, landelijk langs de rivier Oise gebouwd. Het is een uniek wooncomplex, tussen 1856 en 1883 opgericht door de – zeker voor die tijd – zeer sociaal ingestelde industrieel Jean-Baptiste André Godin (1817- 1888). Het was bedoeld als onderkomen voor de honderden arbeiders (en hun gezinnen) van zijn fabriek, waar verschillende gietijzerproducten, vooral kachels, werden vervaardigd. Het complex bestaat uit drie grote woonblokken (‘les trois Familistères’), ingericht als moderne galerijflats, met een overdekte binnenplaats van glas. De woningen waren voor die tijd ongekend luxueus uitgevoerd. Godin woonde zelf in een van de appartementen. Daarnaast waren er allerlei voorzieningen voor de bewoners, waaronder: een zwembad, theater, school, bibliotheek, apotheek en wasplaats. Na de dood van Godin werd het werknemerspaleis omgevormd tot een coöperatie van de arbeiders, maar uiteindelijk raakte het in verval. De kleinere gebouwen, zoals het zwembad en het theater en een van de woonblokken, zijn inmiddels gerestaureerd en hebben een bijzonder aanzicht door kleurverschillen in het voegwerk die, van enige afstand bezien, kruisvormige patronen vormen. Ook is er veel sierwerk van baksteen te zien. Achter het zwembad nog een klein park met een rustiek prieel.Eveneens in Guise, langs de Rue de la Republique, naast elkaar op de nummers 99 en 109, staan twee chalets of datsja’s. De een zo goed als nieuw en donkerbruin geverfd en de ander wit en in verval. Een oudere vrouw, in de tuin achter nr. 99, kijkt verschrikt op als ik een foto neem van haar donkere huisje.
02 Saint-Quentin
Chalet en cementrustiek in de Jardin d’Horticulture, Rue Beaudrieul. Omstreeks 1870 ontwierp Charles Chérier een elegant chalet met een neogotisch hoektoren voor deze tuin. Voor de verrassing staat aan de zijkant van dit gebouwtje een dikke, holle boomstronk, kunstig nagemaakt van cement, met daarnaast nog een kleine kunstgrot. Een alleraardigste folly-set, zogezegd. Toegankelijk voor publiek. En niet te vergeten komen vele rocailleurs uit het noorden van Frankrijk. Een ander voorbeeld van hun ambachtelijke kunst te Saint-Quentin is te vinden aan de Boulevard Gambetta (nr. 6 ?): een lieflijk huisje met faux-bois boven een garagepoort. (Faux-bois is de Franse aanduiding voor namaak-/ imitatiehout, zoals boomstronken en -takken. Deze zijn dan, op zijn best zeer gedetailleerd, nagebootst in cement)02 Largny-sur-Automne
Les Charmettes / Parc Castellant. Even buiten het dorp, langs de D 231, Route de Vez 4, ligt in de diepte een kleine vallei. Hier schiep de schrijver-journalist Auguste Castellant (1844-1918) een romantische tuin, geheel gewijd aan zijn grote voorbeeld: Jean-Jacques Rousseau. Castellant kocht het domein in 1891. Een smalle weg voert naar een klein landhuis, tegenwoordig in bezit van ‘les Belges’, volgens een informatieve dorpeling. Tegen de achterzijde van het huis is een nis geplaatst met daarin een groot beeld van een naakte vrouwenfiguur en in de achtergrond een schrijver aan een lessenaar. Mogelijk gaat het hier om een allegorie van de Rede, die niets verhult, en verwijst de spiegel naar de Voorzichtigheid. Gecombineerd met de schrijver-figuur – wie anders dan Rousseau? – lijkt het geheel een verwijzing naar de Verlichting.Vrijwel in een rechte lijn achter het huis zijn een klein aantal tuinsieraden opgericht, die een coherent geheel vormen. Op de eerste plaats een rechthoekige vijver met een klein (graf?)eiland. De vijver wordt gevoed door een cascade. Bovenop staat een uiterst bevreemdend, klein rotsprieel: een enigszins spits toelopende ‘lantaarn’, ondersteund door 4 pijlers. De vierkante basis is naar alle kanten toe geopend. Aan de kant van de vijver is een klein terras aangebracht. Daaronder bevindt zich een kunstgrot van waaruit het water oorspronkelijk in de plas stroomde. Achter het grotwerk bevindt zich de Temple de la Nature, een overgrote rotondatempel, die in geen verhouding staat tot het formaat van de overige, beduidend kleinschaligere tuinornamenten. Deze folly staat er hoogstens nog 1 jaar, schat ik zo, om daarna volledig in te storten. De helft van de architraaf onder de groenbemoste koepel is al weggeslagen, evenals enkele zuilen, die provisorisch zijn vervangen door houten palen. Op de 6 zuilen zijn de namen te lezen van Rousseau en andere bekende filosofen: Plato, Pythagoras, Descartes, Voltaire en Newton. Op de architraaf is een inscriptie gebeiteld in het Latijn. In het midden staat een groot beeld van – u raadt het al… – Jean-Jacques Rousseau, zittend op een rots. Het beeld is van de hand van Henri Gréber. Achter het hoofd van Rousseau zweeft nog een vrouwenfiguur, allegorie van de Waarheid. Op de sokkel van het beeld staat met grote letters ‘NATURE’. Op korte afstand van de Temple de la Nature staat dan de vierkante Temple de la Philosophie met op iedere zijde weer een inscriptie: ‘A l’Etre suprême, A la Nature, A l’Immortalité’ en ‘A la République’. Deze folly is nog redelijk intact. Schuin tegenover (de achterzijde van) het huis is nog een buste van Rousseau geplaatst.
In 1918 overleed Castellant. Hij werd begraven in een kopie van het graf van zijn grote voorbeeld te Ermenonville. Op dit monument herhaalde hij gedeeltelijk de inscriptie op de Temple de la Nature: ‘Et maintenant plus haut dans les splendeurs éternelles’. Ondanks het romantische idee van de tuin, de slingerende beek en omringde vallei, en de verering van Rousseau, zijn de meeste tuinornamenten schijnbaar ouderwets geometrisch langs dezelfde as gegroepeerd. Reden hiervoor is echter naar alle waarschijnlijkheid de geringe breedte van de natuurlijke vallei waarin de tuin is aangelegd. Vanaf de weg zijn de fabriques goed te zien, zolang er niet te veel blad aan de bomen zit.
03 Vichy
Opmerkelijke voorbeelden van eclectische architectuur. Het bekende kuuroord is in de loop van de 19e en begin 20e eeuw volgebouwd met villa’s in allerlei neostijlen, vergelijkbaar met andere badplaatsen of plaatsen aan de kust zoals Biarritz, Arcachon / Cap-Ferret en Cannes. Het (geboorte)huis van de journalist-schrijver Albert Londres, Rue Besse 2, is een goed voorbeeld van Franse neogotiek. Gebouwd in 1860, met een ingangspartij tussen twee kleine torens en een spits toelopende poort. Het huis staat leeg en dreigt gesloopt te worden. Aan de Boulevard Carnot 19 staat de Villa Mauresque uit 1906 van de architecten Decoret en Percilly. Andere Moorse architectuur: koepel van het Centre Thermal des Domes, ontwerp van Charles Lecoeur, 1903. Boulevard des États-Unis 132. Rustiek: 3 Chalets voor Napoleon III, circa 1860 gebouwd door Jean Lefaure, Boulevard des États Unis 105-109. Een van de chalets was bestemd voor de vrouw van de keizer, Eugénie (de Montijo). Tijdens een wandeling met haar man kwam een hond enthousiast op hem afgerend. Dat bleek de hond van Marguerite Bellanger te zijn. Toen viel de keizer door de mand, met zijn amour secret. Eugénie heeft nooit haar chalet betreden.
06 Cannes
Villa / Château Camille Amélie, Avenue Maréchal Juin. Tussen 1887-’90 bouwde Gaston Menier, telg van een puissant rijke familie van chocoladefabrikanten hier een bombastische villa voor zijn moeder, naar een ontwerp van Eugène Ricard. In een heuvel werd een groot terras uitgehouwen. Daar bovenop staat het luxueuze onderkomen, aangekleed in eclectische stijl. Bijzonder is het nympheum dat in het terras werd gebouwd. Het is een kunstgrot, 8 meter hoog, met cascades die in een groot waterbekken plonzen. Het gewelfde plafond rust op één pijler. De constructie werd bedacht door de landschapsarchitect Lavigne. Of de langgerekte waterval, uitmondend in een vijver met rotspartijen in het park, nog bestaat is de vraag. De familie Menier liet ook folly-eske fabrieksgebouwen oprichten in Noisiel. (Naast het ‘kasteel’ van Menier staat nog een opmerkelijk woonhuis, maar dan in neogotische stijl, de Villa Scott.)
08 Sedan
Le Chène Brisé. Op een heuveltje bij de Porte de la Cassine staat een cementrustiek monument ‘À NOS FRÉRES 1870’, volgens de tekst op het faux-bois ter nagedachtenis aan de gesneuvelde Franse soldaten in de oorlog met Pruisen. Brisé, gebroken, verwijst naar battue, verslagen, door het Duitse leger. Het monument werd gebouwd door de gebroeders Duch, beeldhouwers te Sedan. Het bekende symbool voor grafmonumenten van de gebroken zuil is hier vervangen door een geknakte boomstam van een eik, nagemaakt van cement. Maar voor alle duidelijkheid hangt er ook nog een lauwerkrans om een ‘boomstronk’ met gedetailleerd weergegeven ‘gebladerte’, en hangt een vrouwenfiguur lijdzaam voorover tegen het monument (beschadigd tijdens WO II).
13 Marseille
Palais Longchamp, Boulevard Longchamp 140 / Boulevard Montricher. Na de cholera-epidemie in de dertiger jaren van de 19e eeuw werd besloten water uit de rivier Durance naar Marseille te leiden via een kanaal van 80 km lang, met 8 aquaducten en kilometers ondergrondse tunnels. Er moest een watertoren worden gebouwd in Marseille. Dit werd het groots gebouw, aangeduid als paleis, naar een ontwerp van Henri Espérandieu. In 1862 werd het ingewijd. Het Palais heeft een halfronde vorm. In het midden staat de chateau d’eau, met aan weerszijden colonnades, waarin sinds 1869 musea zijn ondergebracht. Tegen het middengedeelte is een kunstgrot gebouwd met namaak stalactieten. (Voor een vergelijkbare constructie, zie 76 Le Havre, Villa Dufayel). Uit de grot stroomt water via een getrapte cascade in een lager gelegen waterbekken. Achter het Palais werd omstreeks 1855 een dierentuin gebouwd, die in 1987 werd gesloten bij gebrek aan bezoekers. In de dierentuin stonden enkele fabriques, die nog bewaard zijn gebleven: een Moors giraffenpaviljoen, een olifantenverblijf in Indiase stijl, een grote kunstrotspartij met cascade, een cementen volière en dito maisonnettes chalets (uit 1888) met faux-bois. In bezit van gemeente, goed onderhouden en toegankelijk voor publiek.
13 Marseille
Kapel in Parc Valbelle. Avenue du Prado 584. Achterin het park staat een wit, neogotisch gebouwtje, verlaten, zonder dak en deels overwoekerd met klimop. La Chapelle de Valbelle. Een hek moet de folly beschermen tegen vandalisme. Abusievelijk werd het gebouwtje ook wel aangeduid als ‘mosquée’. Dit is niet geheel onbegrijpelijk gezien de fantasievolle neogotische stijlelementen die bij deze folly dicht tegen Moorse architectuur aanschurken. De kapel is gebouwd met stenen van de Kiosque Bonaparte die in 1861 werd gebouwd in de Jardin de la Colline, elders in Marseille. In 1927 kocht een zekere Paul Rivière de oude steenhoop en bouwde daarmee voor zijn vrouw een privé-kapel in zijn tuin, ter nagedachtenis aan hun twee verdronken kinderen. Het terrein van de villa Valbelle werd in 1981 aangekocht door de gemeente, die de villa sloopte maar de kapel liet staan. Vrije toegang.
13 Aix-en-Provence
Grafmonument van Joseph Sec. Het wordt wel omschreven als een ‘mystérieux monument’, dateert uit 1792 en ligt aan de Avenue Pasteur 8. In de zestiger jaren van de vorige eeuw was dit praalgraf sterk vervallen. Tussen 1970 en 1990 werd het gerestaureerd door de gemeente. Deze folly is volstrekt uniek en een zeer persoonlijk document van de ideeën van zijn opdrachtgever.Joseph Sec (1715-1794) werd geboren in Lubéron. 17 jaar oud vertrok hij naar Aix-en-Provence, waar hij in de leer ging als timmerman. In 1744 werd hij bevorderd tot meester timmerman. Daarnaast handelde hij in hout en was hij zowel Jacobijn als vrijmetselaar. De nijvere ambachts- en zakenman werd rijk met de handel in onroerend goed. De laatste 10 jaar van zijn leven besteedde hij aan zijn mausoleum. Het is een groot bouwwerk dat aan een zijde van een omsloten binnentuin is geplaatst. Het bestaat uit een langgerekte beeldengalerij en een hoger hoekpaviljoen. In nissen zijn beelden aangebracht met thema’s verwijzend naar de vrijmetselarij, religieuze motieven en de idealen van de Franse revolutie. De beelden zijn vermoedelijk het werk van Barthélémy Chardigny. Al met al is er sprake van een complexe thematiek, met narcistische trekken. Een beeltenis van Joseph Sec is te zien boven een beeld van Moses. Het geheel is een eigenzinnige combinatie van monumentale architectuur, beeldhouwkunst en tuinkunst.
14 Saint-Germain-Langot
Fontaine-lavoir (niet de wasplaats in het dorp), aan het einde van de Rue d’Église. De familie d’Oilliamson bouwde hier aan het begin van de 19e eeuw een nieuw kasteel op oude restanten. Een jachthuis uit de 17e eeuw bleef bewaard. In de 2e helft van de 19e eeuw werden daaraan toegevoegd: een kleine, rustieke oranjerie en een zeldzaam voorbeeld van een overdekte wasplaats in neogotische stijl, aan de rand van een vijver. (Privé-bezit)
14 Soumont-Saint Quentin (nabij Falaise)
Graftombe Marie-Élisabeth Joly. Marie Joly (1761-1798) was een bekende actrice in haar tijd. Ze had vele bewonderaars waaronder Nicolas Fouquet Dulomboy, burgemeester van Tassily-Saint-Quintin, met wie ze trouwde. Zelf was ze een groot bewonderaar van Jean-Jacques Rousseau. Ze bezocht ook zijn beroemde graf te Ermenonville. De actrice stierf in 1798 aan een longontsteking. Haar echtgenoot liet haar op een zeer romantische plek begraven: La Brèche au Diable, de duivelskloof (quelle horreur). Bovenop de bergengte rust Marie Joly in een exacte kopie van het graf van Rousseau, eveneens ontworpen door dezelfde kunstenaar: Leseur. Door een rustieke poort van ruw op elkaar gestapelde stenen loopt de bezoeker naar het graf. Op de westzijde van de tombe is de actrice liggend afgebeeld. Uiteraard werd het monument voorzien van een gevoelig en lovend grafschrift: ‘Ci-git: Marie-Élizabeth Joly, la meilleure des mères, la plus sensibles des femmes, la plus tendre des épouses. Amante de nature, artiste célèbre…’ Op pilasters waren toepasselijk de beeltenissen van de Griekse muzen voor komedie en tragedie aangebracht, respectievelijk Thaleia en Melpomene. Nabij het graf waren nog kleine autels (ronde altaren) geplaatst, eveneens naar het voorbeeld van Ermenonville voorzien van dichtregels en andere opschriften ´À LA MÉLANCOLIE…´ Deze bijzondere plek werd naar de actrice aangeduid als Mont Joly.
In de nabijheid staat nog de kapel Marie Joly en vroeger bevond zich ook een zeer (cement)rustieke Lavoir de Marie-Joly, nu alleen nog op oude ansichtkaarten te zien. Er was ook nog een Marie Joly-herberg, ‘près le Tombeau’, gedeeltelijk gebouwd met kunstrotsen.
18 Saint-Amand-Montrond
Tour Malakoff, (toepasselijk) nabij het gehucht Tour. Achthoekige toren, c.q. belvédère met balustrade bovenop. Opgericht door de hertog of markies van Mortemart op een heuvel ter ere van de zegevierende troepen van Napoleon III tijdens de Krimoorlog. Inscriptie: ‘GLOIRE IMMORTELLE A L’ARMÉE D’ORIENT 8 SEPTEMBRE 1855’.
18 Aubigny-sur-Nère
Maison Bourdoiseau en tuinhuis (Kiosque). Als bewijs van zijn vaardigheden bouwde de timmerman Henri Bourdoiseau in 1881, 22 jaar oud, op de hoek van Rue des Dames en Rue Porte-Saint-Anne een huis met namaak vakwerk en complex geconstrueerde dakconstructies. Ze zien er uit als gedraaide torentjes, de een recht en de ander scheef, waarop oorspronkelijk een beeld stond. Het blijkt een vaker voorkomend verschijnsel te zijn in Frankrijk. Bourdoiseau was lid van de Compagnons du Devoir, een organisatie van ambachtslieden en kunstenaars. Als aspirant-gezel moest hij eerst een tour van enkele jaren door Frankrijk maken en in de leer gaan bij bevoegde meesters. Toen hij dit had voltooid bouwde hij zijn huis te Aubigny en vestigde daar zijn atelier. Hij bouwde ook nog een folly in een tuin aan de Chemin de Parcelles. Ook hier toont Bourdoiseau zijn kunsten met een ingewikkelde gewelfde constructie boven de deur van dit rustieke tuinhuis. Dergelijke kunststukjes, gemaakt door andere timmerlieden, zijn ook te vinden te Nogent-sur-Vernisson (Loire) en Grands-Chézeaux (Haut-Vienne). Geheel over de top zijn de dakkapellen van Pierre Renard in het meer noordelijk gelegen Orléans, gebouwd om dezelfde reden als die te Aubigny (zie 45 Orléans).
21 Fixin
Parc Noisot. Dit buitengewone park, ten zuiden van Dijon, werd kort voor het midden van de 19e eeuw aangelegd door Claude Noisot (1787-1861), officier in de keizerlijke garde van Napoleon en een van zijn grootste bewonderaars. Een brede laan leidde naar de ingang, die aan weerszijden was afgezet met dikke, ´oude´ muren met kantelen. Dan kwam men bij Le Maison de Napoléon, een replica van het huis van de keizer in ballingschap op het eiland Elba, waar Noisot hem naartoe vergezelde. Dit huis wordt ook wel Le Fort genoemd vanwege de robuuste bouw met een toren en kantelen rond het terras op de eerste verdieping. Op de eerste verdieping was een klein museum ingericht ter ere van Napoleon Bonaparte, met schilderijen, beelden, kanonnen en andere objecten ter herinnering aan de keizer en zijn veldslagen. Een pad voerde achter het huis omhoog naar een indrukwekkend beeld van Napoleon. De keizer is liggend afgebeeld, gedrapeerd in een kleed. De afgebeelde scene betreft het ontwaken van Napoleon -‘Le Réveil à l’immortalité’- knap gebeeldhouwd door Francois Rude, een kunstenaar uit Dijon. Even verderop staat een buste van Rude. Er was ook een pad, genaamd Les cent marches dat in 1840 uit de rotsen werd gehakt. In de rotswand was een plaquette aangebracht met daarop de keizerlijke adelaar. De Honderd Dagen refereren naar de tijd tussen Napoleons terugkeer naar Frankrijk in maart 1815, na te zijn ontsnapt van Elba en zijn aftreden als keizer op 22 juni van dat jaar.
Vrijwel alle originele ornamenten van het Parc Noisot zijn bewaard. Claude Noisot ligt er zelf ook begraven, met op zijn graf een buste van de officier en een inscriptie: ‘Un soldat de NAPOLÉON 1e XIV AVRIL MDCCCLXI’. Voorts nog in het park: de Fontaine en Source, waar de bezoeker kan verpozen aan stenen tafels.
28 Abondant
Op een kruispunt middenin het bos staat het Pavillon de Chasse uit 1756, nu staatseigendom. Het wordt ook wel het Pavillon du Carré genoemd en werd gebouwd in opdracht van Monsieur le Comte d’Eu. De aanduiding ‘carré’ is verwarrend, want het gaat hier om een achthoekige folly, twee verdiepingen hoog, het dak afgezet met een balustrade (belvédère-functie).
30 Anduze
Schijnkasteel. In de Cevennen, op de weg tussen Anduze en St Jean du Gard staat direct langs het asfalt een nepruïne: een grote boog met een ruimte met steenovens daarachter, een grote en een kleine toren, een terras bovenop. Zie verder PF 21.31 Cambiac
Kleine, ronde duiventoren, 3 verdiepingen hoog, bovenop afgezet met kantelen. In verval.
31 Villemur-sur-Tarn
Jardin public, Avenue de Général Leclerc. Aan de oever van de Tarne werd omstreeks 1900 een klein park aangelegd voor de werknemers van de levensmiddelenfabriek van de familie Brusson. Tegen de oever werd een groot, halfrond bordes gebouwd, afgezet met een balustrade. Daarboven staat een rotondatempel, die fungeert als muziektent. Beide tuinsieraden zijn wit geverfd en blinken in de warme zuidelijke zon.
31 Odars
Duiventoren. Geen gebrek aan pigeonniers in deze streken (Midi-Pyrénées), in alle soorten en maten; te veel om op te noemen. Het prachtexemplaar te Odars ziet er bijna uit als een villa: een gevel met drie traveeën, neoklassiek. Boven deze bouwmassa steekt een toren uit, meer naar Italiaans voorbeeld.
33 Ville de Bourg
Moorse villa’s. Aan het einde van de 19e, begin van de 20e eeuw werden in het havenstadje twee villa’s in Moorse stijl gebouwd, naar alle waarschijnlijkheid beide ontworpen door de architect Dumeyniou. Een staat bovenop de rotsen met uitzicht over de haven. De façade bestaat uit hoefijzervormige bogen, geflankeerd door hoektorens, waarop sterren en halve manen zijn aangebracht. Vanaf een bordes loopt een lange trap naar beneden; onder het bordes is nog een ruimte in de rotsen gehakt. De tweede villa moet in het noorden van Ville de Bourg liggen en wacht nog op ontdekking.
35 La Selle Ge(u)rchaisse
Chapelle-Pagode Sainte Anne (of Chapelle du Pâtis). In het dorp van 130 zielen valt de plaatselijke folly zeker op: een kleine kapel in een Chinees jasje, geheel van hout, achthoekig, gebouwd door de geestelijke Francois Lizé in 1875. Een kleinood. De missionaris haalde het meeste materiaal voor de kapel per boot uit China. Binnenin, uiteraard, een beeld van St Anna, uit de 16e eeuw. Maar er zijn ook oorspronkelijke, kleurrijke muurschilderingen uit 1875 van andere heiligen en zelfs een portret van de missionaris met baard. Na de bouw van de ‘pagode’ vertrok Lizé weer naar China, waar hij stierf te Wingh-Long in 1887.
37 Theneuil / L’Île-Bouchard
Omstreeks 1886 bouwde Jacques Lhuillier, directeur van het Credit Foncier Egyptien (Societé Anonyme Egyptienne), een groot kasteel op een kunstmatig opgeworpen heuvel: Château du Temple. De architect is onbekend. ‘Temple’ verwijst naar alle waarschijnlijkheid naar een belangrijke commanderij van de Tempeliers die aan het eind van de middeleeuwen was gevestigd in L’Île Bouchard, maar waarvan niets meer resteert. De opdrachtgever had duidelijk een groot, romantisch verlangen naar de lang vervlogen tijd van ridders en jonkvrouwen. De hoofdingang van zijn landgoed begon, na het laatste huis van de huidige gemeente Theneuil, op de kruising van de Rue Saint-Léonard en Le Temple. Twee beelden van ridders stonden daar op sokkels aan weerszijden van een korte laan die leidde naar Le Châtelet d’entrée, een klein schijnkasteel dat bestond uit twee torens, met een spits toelopende ingangspoort daartussen en met een ophaalbrug; aan weerszijden van de torens een lange muur, afgezet met kantelen. De beelden en de ophaalbrug bestaan niet meer, maar verder is deze (voormalige) ingangspartij nog geheel intact. De oorspronkelijke asymmetrisch opzet met een ronde toren met kantelen aan de ene en een hogere polygonale toren aan de andere zijde van de poort is bewaard gebleven en wordt in Frankrijk aangemerkt als zijnde gebouwd in ‘le style (néo-)troubadour’. Een verrassing wacht aan de achterzijde. De ronde toren gaat hier schuil achter een vlakke gevel, van boven afgezet met een balustrade. Dan volgt de spits toelopende poort met aan de andere zijde een gebouwtje met een trapgevel, waar de polygonale toren boven uit steekt en die van deze zijde een rond puntdak blijkt te hebben. Een goed voorbeeld van een janusfaçade. Een pad voert onder de poort door naar een boerderij, waar voor de zijkant een trapgevel is geplaatst. Ook het kasteel zelf is interessant. Op de middentravee van de gevel aan de noordzijde zijn figuren uitgebeeld uit de boeken van Rabelais, die in deze streek werd geboren. Deze gevel is getooid in neorenaissance stijl. Aan de achterzijde van het kasteel wacht – ja, ook hier – een verrassing. Onder tegen deze gevel is Le Cloître, een neogotische kloostergang, gebouwd van 7 traveeën, bekroond met ezelsrugbogen, geheel geopend naar het park. Prachtig gedetailleerde versiering, lancetramen aan een zijde en een oude(?) put voor de galerij.
37 Souvigné-de-Touraine
Aan de rand van een vijvertje, naast een wasplaats, schuin tegenover het gemeentehuis, rijst een authentieke folly in 3 etages omhoog. Zeer rustiek en in schril contrast met de saaie eclectische architectuur van Le Mairie. In alle eenvoud heet het Le Kiosque. Meestal gaat het dan om een ‘ordinaire’ muziektent, waarvan 13 in een dozijn, maar hier is sprake van een architectonische rariteit en zeldzaamheid. De begane grond bestaat uit een omhulsel van kunstrotsen in style rocaille. Perfecte plaats voor het gevang, ‘le prison municipale’ […] ‘pour les vagebonds’. Tegelijkertijd was het in gebruik als remise voor de brandweer en als vespasienne (openbaar urinoir). Een cementrustieke trap leidt naar de eerste etage, repetitieruimte voor de plaatselijke fanfare, die haar kunsten liet horen op de derde etage, slechts afgeschermd door een balustrade van faux-bois. Deze verdieping was eveneens bereikbaar via een trap buitenom, en dit is nog steeds het geval. Afhankelijk van de kwaliteit en het repertoire van de fanfare zat de dorpscrimineel daar al dan niet graag in het gevang. Anno 1910. Bij uitzondering is in dit geval de maker van de Franse folly bekend. De multifunctionele constructie moet gebouwd zijn door de familie Boero. Van oorsprong kwam het gezin uit Italië maar was rond 1900 al ingeburgerd in Noord-Frankrijk. Toen ze als metselaars/rotseerders werkten bij een naburig kasteel hebben ze ook de kiosque van Souvigné gebouwd.
Klein wonder dat deze folly nog bestaat, omdat de meeste van dit rustieke soort al een paar decennia na oprichting zijn verdwenen, gruwelijk gesloopt en vernield, om daarna op te stijgen naar de folly-hemel… Dit bijzondere exemplaar wordt blijkbaar gekoesterd door het volk van Souvigné-de-Touraine. Chapeau.
37 Tours
Kiosken en grafmonumenten. Behalve het rustieke huisje van de tuinman in de Botanische tuin, staan er nog 2 kiosken in Tours, eveneens voorbeelden van cementrustiek. Een opmerkelijk achthoekig exemplaar uit 1891, geheel open, met een lantaarn op het dak en sierlijk gebogen faux-bois bevindt zich in de Jardin Mirabeau, Rue Francois Clouet; aan de achterzijde een ingang met rustieke trap naar beneden naar een kelder(toilet?)ruimte. De andere, eenvoudigere, maar eveneens achthoekige kiosque à musique uit 1875 staat in de Jardin des Prébendes d’Oë, Rue Roger Salengro.
Enkele folly-voltreffers op het kerkhof van de stad, Cimetière La Salle, Rue Saint Barthelemy 33, uit 1856, 9 hectare groot. In vak 42 staat het graf van de vliegenier Victor Lasalle. Op 15 december 1929 crashte hij in Bir-Al-Amar, Libië. In 1930 werd een beeldhouwwerk op zijn graf geplaatst van de hand van Georges Pelpérier (signatuur en datum in de sokkel): in vliegenierskostuum kijkt Victor met opgeheven hoofd over het kerkhof. Nog wonderlijker is het graf van Francois Boileau. Deze treinmachinist tufte op 30 maart 1878 met zijn locomotief over een brug de rivier in (de Loire of de Sarthe, daar zijn de bronnen het niet over eens. Soit.) De brug bleek defect. De locomotief en de eveneens ontspoorde wagons liggen in een warboel in elkaar gevouwen en op elkaar gestapeld op een sokkel met daaronder de naam van de ongelukkige spoorman en de datum ’30 mars 1878′ van de treinramp. Het monument is enig in zijn soort. Het beeldhouwwerk is van Coussin, die op deze begraafplaats ook het graf van filantroop Charles Gille (1799-1876) voorzag van sierlijke figuren. Verder nog een knalrood gekleurde obelisk op het graf van vrijdenker Boyer en de protserige tombe van de architect Victor Laloux (1850-1937), door hemzelf ontworpen.
38 Bourgoin-Jallieu
Toren. Aan het einde van de 19e eeuw bouwde de advocaat en fabrieksdirecteur Auguste Genin twee kasteeltjes, die tegenover elkaar liggen, aan de rand van het stadje: Château Thézieu en Château Petit Mont. In het park van Château Thézieu staat de gelijknamige toren, die ook wel wordt aangeduid als Tour Sainte Catherina. Volgens een ander verhaal gaat het hier om de Tour des Morts of Tour des Maures, als verwijzing naar tot de vondst van een zestigtal geraamtes door werklieden tijdens bouwwerkzaamheden (maar mogelijk betrof dat een andere toren in het kasteelpark). De toren is nogal een gevaarte, bovenop een kleine heuvel. Achter 3 rijen bogen, boven elkaar, wentelt een trap tot op ongeveer de helft van de folly. De klim gaat binnenin de toren verder tot in een ronde, open koepel, ondersteund door enkele zuilen. Verre uitzichten verzekerd. Op de grond nog een (authentieke?) put.
44 Nantes
Tour LU, Avenue Carnot. De familie Lefèvre-Utile (LU) werd in de 2e helft van de 19e eeuw rijk met de productie van biscuitjes. Louis Lefèvre-Utile besloot dat er een grandioze entree moest komen voor de koekjesfabriek. Hij gaf hiertoe opdracht aan de architect Auguste Bluysen. Pas het derde ontwerp van de architect werd goedgekeurd: een ingangspartij met 2 torens, gebouwd in 1905. Er is maar één toren bewaard gebleven, gerestaureerd in 1998. De Tour LU is 38 meter hoog. Boven een driedelig raam is een engel met bazuin afgebeeld, daarboven een koepel met adelaars boven de ramen en in de top een lantaarn en nog torentje. Protserig? Jazeker. Reclame? Dat ook. Maar tevens een topper van eclectische architectuur, zo niet een folly van formaat.
Eveneens in Nantes, Jardin des Plantes, Place Charles-Leroux. In de Plantentuin staat een vrouwenbeeld nogal zielig naar het water te turen. Oorspronkelijk was er de Grotte du Miroir omheen gebouwd, maar die is helaas verdwenen. Wel is er nog een rotsbrug en andere (kunst)rotspartijen, een chalet, een volière, kunstige serres en een fontein.
45 Jargeau
Maison artistique, Rue de L’Echo. Een zelfbouwfolly, verzonnen door Marcel Lambert (1853-1921), omstreeks 1900. Aan de straatzijde, boven de tuinmuur uitstekend, is een kleine, ijzeren toren te zien, met een ridderfiguur bovenop de kantelen (oorspronkelijk 3 ridders). Aan de andere zijde een baldakijn. In de tuin stonden een grot, beelden van waterspuwers, chimeras en dieren, een Temple d’amour en een Grieks portico. Het is niet bekend wat er al dan niet nog resteert van de aankleding van de tuin. Marcel Lambert schijnt een amateur-archeoloog te zijn geweest, die zijn vondsten in de regio mogelijk ook in zijn tuin verwerkte. Privé-bezit.
45 Orléans
Maison à lucarnes (dakramen). Kruising Boulevard de Chateaudun en Rue du Faubourg-Saint-Jean. Uiterst merkwaardige, gebogen, vervormde dakvensters op een huis uit circa 1910. Het lijkt of Gaudi hier aan het werk is geweest. Maar nee, deze bijzondere raamomlijstingen zijn van de hand van een jonge timmerman, Pierre Renard. Op zijn 17e maakte hij de merkwaardige dakversieringen als bewijs van zijn savoir-faire. Zie ook 18 Aubigny-sur-Nère.
47 Nérac
Parc de la Garenne. In opdracht van de gemeente bouwde architect J. Faubet hier, langs de rivier de Blaïse, in 1896, een kiosque en een chalet. De Kiosque was voor de muziek; het Chalet voor eten en drinken. Vrij zeldzaam dat zo’n kwetsbaar, houten ensemble van rustieke bouwkunst nog in zo’n goede staat behouden is gebleven. In de nieuwe Residence l’Aquaresort, eveneens te Nérac kan men overigens zwemmen tussen nagebouwde ruïnes uit de oudheid. (Er zijn in deze omgeving ook echte Romeinse restanten gevonden). Eveneens interessant is de grot met beeld van Fleurette uit 1896, van de hand van Daniel Campagne. Fleurette was de dochter van de tuinman van de koning en geliefde van Henri de Navarra. Deze vermaledijde schurk liet haar in de steek en in een ‘folle de désespoir’, in uiterste wanhoop, sprong het arme wicht in de Blaïse, waarin zij uiteraard smartelijk verdronk.
49 Brissac-Quincé
Door de landschappelijke aanleg van het Kasteel van Brissac stroomt de rivier de Aubance. In de 18e eeuw werd deze stroom via een 300 meter lang ondergronds kanaal gereguleerd. Het kanaal raakte in de loop der jaren verstopt door slib; na 5 jaar zwoegen vloeit het water nu weer vrijelijk door de ondergrondse tunnel. De huidige bezoeker kan dit kleine wonder bezichtigen. In het park bevinden zich eveneens een Japanse brug en het mausoleum van de hertogen van Brissac. Het grafmonument met een portico naar Grieks voorbeeld dateert uit het begin van de 19e eeuw. In het oude kasteel bouwde Jeanne-Marie Say, markiezin van Brissac twee verdiepingen om tot een kleine opera, met plaats voor 200 personen. De melomane markiezin was een begaafd operazangeres, maar mocht vanwege haar stand niet in het openbaar optreden, vandaar het privé-theater, dat dateert uit 1890.
51 Tours sur Marne
Op de Place de la Mairie, in het centrum van het plaatsje staat een muziektent in de vorm van een klein Chinees prieel, zeshoekig, met rood geverfd latwerk. In goede staat, ca. 1900. Het is ook afgebeeld op een ansichtkaart op een zijde van een kopje met een kerststal in de kiosk; onovertroffen kitsch.
51 Epernay
Een verrassend aantal champagne follies. Al van veraf is de Tour De Castellane te zien. Avenue de Champagne 63. Het gevaarte is 63 meter hoog, gebouwd tussen 1903 en 1905, gedeeltelijk van de resten van een oude watertoren, zo gaat het verhaal. Architect: Marius Toudoire, die ook het station van Lyon bouwde. Op de muren de namen van bekende steden, naast de reclame voor het champagnemerk Castellane. De aanpalende 9 kilometer aan champagnekelders werden eveneens gebouwd door Toudoire, in opdracht van burggraaf Florens De Castellane, en zijn zeker de moeite van het bekijken waard.In het stadje is eveneens de neoklassieke Oranjerie Moët et Chandon te zien, die in perfecte staat van onderhoud verkeert, zelfs bijna fonkelnieuw oogt. Het gebouw werd ontworpen door de schilder Isabey in 1807 en dit tuinsieraad ligt ook aan de Avenue de Champagne, nummer 20. Op nummer 7bis van deze straat bevindt zich nog het oude Hotel Aubon Moët met zijn park, sinds 1919 eigendom van de stad en omgedoopt tot Hotel de Ville. Waarschijnlijk was de aanleg in handen van de gebroeders Bühler (Eugène en Denis) en vond deze tussen 1860 en 1870 plaats. In het park staat een ronde Temple d’Amour, geïnspireerd op het exemplaar te Versailles uit 1878. Het staat op een kleine heuvel bovenop een kunstgrot, bij een vijver.
Resteert nog een laatste noemenswaardige tuin te Epernay: het Parc de Horticulture, Rue de Comte de Lambertye. Aanleg uit ca. 1880; kunstgrot en ander rotswerk.
54 Laneuveville-devant-Nancy
Park kasteel Montaigu, Rue Lucien Galtier 167. Oranjerie, duiventoren, kapel en kleine grot.
54 Malzéville
Een plaatsje dat in het noorden tegen Nancy aanschurkt. Meerdere follies. La Cure-d’Air-Trianon, Rue Pasteur 75: kunstgrot en vervallen Art Nouveau brasserie, gebouwd door George Biet en Frédéric Schertzer aan het begin van de 20e eeuw, in opdracht van kroegbaas L. Royer (privé). Groot dakterras en sierlijk Art Nouveau ijzer- en glaswerk. In slechte staat.Langs de Meurthe, Rue du Lion d’Ort, staat het riante onderkomen van Charles Cournault, Le Douëra. Op zijn reizen door Algerije deed Cournault de inspiratie op om het ouderlijk huis te transformeren tot een Moors paleisje met een minaret (en nog een andere toren). Gebouwd in 1856, architect onbekend; nu in bezit van de gemeente. Het interieur is ook rijk gedecoreerd naar Oosterse voorbeelden. Goed onderhouden. Zie verder PF 29.
54 Liverdun
Het plaatsje ligt aan de Moezel. In de richting van Angeray ligt château La Flie, gebouwd door de architect Laternier voor de industrieel Nicolas Noël aan het eind van de 19e eeuw. Op een helling achter het kasteel werd een watertoren, vermomd als belvédère opgericht. In 1901 schonk Nicolas Noël nog een overdekte wasplaats met rondbogen onder een zadeldak aan de gemeente Liverdun, waar hij zelf burgemeester was.Verderop langs de Moezel, bij een spoorweg, ligt het Domaine des Eaux Bleues, ook bekend als La Garenne. (Bereikbaar via de overzijde van de rivier, de brug over en terug langs de stroom rijden). Hier staan meerdere fabriques, waaronder een cementrustieke brug, een grot (de ‘fausse grotte’ ?) uitgehakt in een helling met zicht op de Moezel, een zeer vervallen serre en een grote ijskelder. Bij een visitatie in 2007 werden de Château d’eau – ook hier camouflé – een fontein en een waterbassin niet ontdekt. Het domein was eigendom van de familie Corbin, die het in 1891 kocht. Nu blindeninstituut. Zie verder PF 29.
55 Mauvages
De stijlvol vormgegeven wasruimte Fontaine-lavoir du Deo bevindt zich naast de kerk en werd in 1831 gebouwd door Théodore Oudet in Egyptische stijl. Tussen 2 zuilen staat een waterdrager in de kledij van het oude Egypte, als de god (deo, dieu) die water schenkt in een waterbekken in de vorm van een halve cirkel. Het ontwerp is geïnspireerd op de Fontaine du Fellah, Rue de Sèvres, Parijs, ontworpen door Francois-Jean Bralle, in opdracht van Napoleon en de peristyle van het Hotel de Beauharnais, Rue de Lille, eveneens in Parijs. De ‘fellah’ (waterdrager) is weer gebaseerd op de Antinoüs-figuur van de villa Adriana, nabij Rome. Op de architraaf zijn meerdere inscripties te lezen in het Frans en Latijn.
55 Bar le Duc
Op het kerkhof van de gemeente, aan de Rue de la Piscine, ligt de graftombe van Elisabeth Rambaux en haar echtgenoot Pierre Paillot, die respectievelijk in 1822 en 1831 overleden. Opvallend is het grote beeld van een pelikaan die zich over het graf buigt, met geopende borst om haar jongen met haar bloed te voeden, als symbool voor Christus die zich voor de mensheid heeft opgeofferd. Eveneens opmerkelijk is een neogotische grafkapel gebouwd als een toren van drie verdiepingen, met bovenop nog kantelen in de vorm van torentjes.
In de stad, aan de Rue Monseigneur Aimond, staat een belvédère op een heuvel in het Parc de l’Hotel de Ville. De tempel is rond met 8 Dorische zuilen die een plat dak dragen. Het tuinsieraad dateert van 1810 en behoorde tot het Engelse park dat werd aangelegd in opdracht van maarschalk Oudinoy.
55 Vilotte-devant-Louppy
Alcide Bister mocht graag experimenteren met cement en maakte er bij voorkeur dierenbeelden van. Op zijn ‘kasteel’ te Revigny sur Ornai bevinden zich leeuwen en een koe. In 1903 schonk hij een ander beeld van een koe aan zijn geboorteplaats Vilotte-devant-Louppy. Daar pronkt het beest, massief liggend op een muur boven een eenvoudige waterpomp: ‘Fontaine dite de la vache’. Hier en daar vallen er brokstukken af.
56 Sarzeau
Château Kerlevenan. Franse, formele tuinaanleg, 1780. Omgevormd in landschapsstijl in de 19e eeuw in opdracht van de familie Gouvello. Follies: oudere Temple d´Amour, in 1876 getransformeerd tot Chapelle en een achthoekig Chinees paviljoen op een eilandje. Park geopend voor publiek (met gids). In goede staat.
59 Duinkerken
Les Bains, Rue de L’Ecluse-de-Bergues. In navolging van de stedelijke badhuizen werden ook die aan de kust aan het eind van de 19e eeuw steeds vaker in exotische stijl uitgedost, getuige Les Bains te Duinkerken. Het badhuis werd in 1896 gebouwd door 3 architecten uit Lille: Louis Gilquin, G. Boidin en Albert Baert. Kenmerkend is de overgrote schelp van de ingangspartij, de 2 leeuwen aan weerszijden, blauw mozaïekwerk, een minaret en overige Moorse motieven. In 2010 werd de voorgevel gerestaureerd voor een luttele 397.000 euro.
Bij de haven staat een ranke vuurtoren, Phare de Risban, gebouwd in 1842, voorzien van neoklassieke rondbogen en pilasters. Gerestaureerd in 1992.
59 Avesnes
De voor feesten bestemde kiosk La Rotonde werd in 1890 opgericht op een rond plein. Het staat op een paal met bovenin een ronde open ruimte, onder tentdak, afgezet met een ijzeren reling. Het geheel lijkt op een paddenstoel. Dit is het type kiosque à danser, dat met name in Noord Frankrijk, departement Nord-Pas-de-Calais, voorkomt. De dorpelingen dansten rond de paal en de muzikanten zaten daarboven, beschut onder het dak. ‘s Avonds werd er ook gedanst in het licht van gaslantaarns. Andere voorbeelden van dit type zijn in deze omstreken te vinden in: Carignies, Saint-Aubin, en Dourlers. Voor de liefhebber: alleen al in het arrondissement van Avesnes zijn 42 muziektenten te vinden, waaronder 9 van het type paddenstoel.
60 Crepy-en-Valois
Parc des Geresmes, Route de Pierrefonds / Avenue de l’Europe. Het park ligt aan de noordelijke rand van het stadje. Langgerekte, bekoorlijke landschappelijke aanleg van 21 hectare met vijvers langs rivier in een dal. Waarschijnlijk aangelegd in de loop van de 19e eeuw; ontwerper onbekend. In 1974 aangekocht door de gemeente. Het park is goed onderhouden. De rustieke hut van boomstammetjes langs de vijver is verdwenen. Alle overige tuinsieraden bevinden zich op de (hoge) noordelijke helling van de aanleg. Tegenover de vijver, en op dezelfde zichtas als het kasteel van Geresmes op de zuidelijke helling, werd een kunstgrot aangebracht, ondanks het feit dat er in dit gebied ook natuurlijke grotten zijn. Onder de grot, circa 5 meter lager op de helling, bevindt zich een donkere ijskelder. Een pad leidt naar boven, waar een solitaire nis staat, restant van een de oude kapel, en verderop nog een wachthuisje. Bij de ingang aan de Route de Pierrefonds bevindt zich een cascade van kunstrotswerk en een faux dolmen. Het kasteel van Geresmes is gedeeltelijk in neogotische stijl opgetrokken. Onverwacht idyllisch landschappelijk genoegen (voor een stadspark).61 Saint-Quentin-les-Chardonnets
Le Jardin Extraordinaire. Zelfbouw-follies van André Hardy. Zoals gebruikelijk bij zelfbouwers staat de hele tuin tjokvol met beelden van dieren, mensen, meubels, een vliegtuig en een helikopter, een boot, een fiets, windmolens enz. Het is allemaal van cement gemaakt, vaak gedecoreerd met schelpen en kleurig geverfd. Hardy, geboren in 1921, begon aan zijn levenswerk in 1971. Inmiddels is hij 91 jaar oud en heeft hij zijn beelden te koop aangeboden. Waarschijnlijk resteert er binnenkort niets meer van deze bijzondere tuin, als het al niet geheel verdwenen is.
62 Wissant
Le Typhonium, Rue du Calvaire-des-Marins. Op een heuvel bij het kustplaatsje, omringd door bos, bouwde de Belgische architect Edmond de Vigne, expert in neostijlen, in 1891 de imposante villa Le Typhonium in de stijl van de oude Egyptische tempels. Opdrachtgever was het schilders-echtpaar Adrien Demont (1851-1928) en Virginie Demont-Breton (1859-1935). Zij zijn met hun kinderen, bekleed met Egyptische attributen, afgebeeld op een reliëf. De villa vormt een aaneenschakeling van blokken, aan de voorzijde afgezet met een 40 meter hoge pyloon, geïnspireerd op de ruïnes (het Typhonium) van Dendera. Privé-bezit.
64 Hendaye
Casino, Villa Mauresque en Château d’Abbadia.
In tegenstelling tot vele andere Franse badplaatsen zijn het in Hendaye niet zozeer de villa’s in chaletstijl die opvallen. Direct bij het strand staat nog steeds het oude Casino Croisière in Moorse stijl. Het werd gebouwd in 1884 en tussen 1908 en 1980 was het in gebruik als casino; tegenwoordig is het een winkelgalerij en is het (uiteraard) gedeeltelijk omgebouwd tot appartementen. Het oorspronkelijke aanzicht van het gebouw is nog goed herkenbaar. Het middengedeelte bestaat uit een massief blok, verwijzend naar militaire architectuur. Aan weerszijden is een galerij en rondom, op iedere hoek, een toren. Later is er op de galerijen nog een verdieping bijgebouwd, met helaas mislukte stijlelementen naar Moors voorbeeld.
Zoals de naam al verraad is de Villa Mauresque in dezelfde stijl gebouwd als het casino. Het staat pal aan zee aan een inham (Bidassoa) en werd circa 1870 gebouwd voor graaf Jules de Polignac op de restanten van een oud fort. Het huis lijkt nog steeds meer op een fort dan op een villa.
Bij Hendaye staat ook nog het Château d´Abbadia, genoemd naar de 19e-eeuwse avonturier, ontdekkingsreiziger en wetenschapper Antoine d´Abbadie. De toentertijd in Frankrijk fameuze architect Violet le Duc, expert in middeleeuwse architectuur, kreeg de opdracht tot de bouw van het kasteel, in 1870 voltooid. In het gebouw zijn zowel neogotische als oosterse bouwelementen herkenbaar. Het kasteel bestaat uit drie vleugels, met verwijzingen naar het leven, c.q. de interesses van de opdrachtgever: een is gewijd aan wetenschap, een ander bevat een godsvruchtige kapel en er is een vleugel om in te wonen en gasten te ontvangen. (Toegankelijk voor publiek)
65 Tarbes
Musée Massey, Rue Massey. Het oude woonhuis van Placide Massey, ‘intendant des jardins’ onder Hortense de Beauharnais, koningin van Holland (1806-1810), werd na zijn dood in 1853 omgebouwd tot museum. Het betreft een groot gebouw met het accent op de middenpartij die uitloopt in een hoge toren in de vorm van een minaret. Het huis werd in 1850 gebouwd door Jean-Jacques Latour in Moorse stijl.
67 (Le) Donon
De Donon is een berg in de Vogezen, 1009 meter hoog; voortreffelijk uitzichtpunt. Vanaf de prehistorie is de plek al bezocht of gebruikt als cultusplaats. Napoleon III liet er in 1869 een imitatie Gallo-Romeinse tempel bouwen. Deze was bedoeld om archeologische vondsten te bewaren of tentoon te stellen. Boven de ingang van de tempel is het woord ‘MUSEE’ gebeiteld. Het dak bestaat uit massieve stenen afdekplaten, die rusten op 4 monolieten. Deze constructie oogt primitief, wat ook de bedoeling moet zijn geweest van de architect, de uit het nabije Colmar afkomstige Louis-Michel Boltz.
68 Mulhouse
Rue de Ventron 16. Villa in Moorse stijl, gebouwd door de architect Edmond Guyot voor eigen gebruik in 1901.
69 Caluire-et-Cuire
Nymphée, Montée des Forts 17. Fraaie nimfengrot in de tuin van Maison Rivette, vermoedelijk van de hand van Jacques-Germaine Soufflot, 1738-’40.
69 Lyon
Quartier des Etats-Unis. Grote muurschilderingen, c.q. Trompe-l’oeils, op flats. Tuin Rosa Mir, Grande rue de la Croix-Rousse.
70 Belverne
La Grande Fontaine (er zijn ook nog 3 kleinere exemplaren in het dorp). In 1868 besloot burgemeester Pierre Pourchat dat er een openbare wasplaats moest komen. Het werd een voortreffelijk exemplaar, gebouwd door de architect J.B. Colard. De voorzijde in neoklassieke stijl, de zuidgevel in de vorm van een Moorse arcade. Materiaal: grijs-roze natuursteen. In Igny (zelfde departement) staat een neorenaissance versie van dezelfde architect.
70 Confracourt
Fontaine-lavoir. De openbare wasplaats staat hier op een kruispunt van 5 wegen. Het heeft een ronde vorm, ideaal voor een dergelijke plek vond de architect Théodore Leboeuffe. Aan 2 zijdes is een portico aangebracht, beide met fronton boven ronde boog. Een zijde is afgesloten; de andere is open, houten pijlers ondersteunen het dak. Het water spuit uit een fonteintje in een bekken in een van de portico’s en stroomt door een brede goot in een halve cirkel naar de tweede, waar het afkoelt en tenslotte in het centrale bekken vloeit. Lantaarn van hout. Leboeffe (met partner Adrien Renahy) gebruikte dit ronde type voor een wasplaats ook in de dorpen Semmadon (1844) en Bouhans-les-Montbozen.
75 Parijs
Kiosk, Rue de la Convention 33bis. De Fransen omschrijven het als ‘un jolie kiosque forme d’un pagode’. Het is een cementrustiek tuinhuisje uit 1926 dat in een hoek staat van het kleine Square Paul Gillot. Namaak-boomstronken, zelfs op een zijde van de kiosk gevormd in de initialen PG, en glas-in-loodramen. Gillot was een ingenieur van La Compagnie des Glaces et Verres Speciaux de France.
Statue de la Liberté, Pont de Grenelle. Kopie van het Vrijheidsbeeld dat in 1886 door het Franse volk werd geschonken aan de burgers van Amerika. De kopie van ‘slechts’ 9 meter hoog was een geschenk van Amerika aan de stad Parijs in 1889. Er zijn meer replica’s van het beeld, met name in Frankrijk, bijvoorbeeld in Colmar (Vogezen), maar ook in andere Europese landen, in China en Japan en tevens in Amerika .
Moors woonhuis, Rue des Mathurins 18.
Peristyle Hotel Beauharnais, Rue de Lille, in Egyptische stijl. Gebouwd in 1807 in opdracht van prins Eugène de Beauharnais. Nu Duitse ambassade.
Square Saint-Eloil, omgedoopt tot Square de la Baleine Bleue door plaatselijke bevolking. Grote walvis-fontein, geheel van blauw en wit gekleurde keramiek. Ontwerp van Michel Le Corre, 1982.
Fontaine du Fellah, Rue de Sèvres 42. Fraai voorbeeld van de Franse Egyptomanie. Opgericht in 1806, ontwerp van Simon Bralle, beeldhouwwerk van Nicolas Beauvallet. Het beeld met een amfoor in iedere hand is afgeleid van het Antinoüs-beeld van de villa Hadrianus. Op het overstekende dak is een Napoleon-adelaar aangebracht.
Le Phare Breton, Rue Castagnary 69. Vuurtoren, gebouwd in 2001 als ‘uithangbord’ voor de grootste viswinkel van Parijs, of was het een geschenk van Bretagne aan de stad Parijs in 1966, zoals een andere bron meldt? Aan de voet van de toren ligt een scheepsromp ter herdenking van verdronken zeevissers. Er moet ook een spreuk op staan: ‘Gloire aux marins pècheurs’
Fontaine du Palmier, Place du Châtelet. Fontein met 4 sfinxen op sokkel. Ontwerp van Gabriel Davioud, in 1859 gebeeldhouwd door Alfred Jacquemart.
Passage de Caire, Place du Caire. Een van de oudste overdekte passages van Parijs met entrees aan verschillende straten, gebouwd in 1798 door Philippe-Laurent Pretel, ten tijde van de veldtocht van Napoleon in Egypte en zijn intocht in Caïro. Aan de kant van de Place du Caire zijn 3 hoofden van vrouwen in de gevel verwerkt. Het zijn beeltenissen van de Egyptische godin Hathor. In de passage zijn reliëfs (pseudo-hiërogliefen) te zien. Hoog in de gevel duikt onverwacht neogotisch ornament op.
Avenue des Roosters, tegenover nr. 122: 2 beelden van Egyptische hoofden op de rand van een muur.
76 Le Havre / Sainte-Adresse
Le Pain de Sucre en Villa Nordique, een torentje en enkele villa’s. Hoog op een heuvel, aan de Rue Alexandre Lesueur, in dit Normandische kustplaatsje staat een monument ter nagedachtenis van generaal, graaf Charles Lefebvre die onder Napoleon diende, later naar Amerika vluchtte en bij zijn terugkeer op 22 april 1822 voor de kust van Ierland verdronk bij een schipbreuk. Zijn vrouw, Stéphanie Rollier liet een gedenkteken voor hem bouwen. Door de conische vorm werd het monument al gauw Le Pain Sucre genoemd, de Franse tegenhanger van de Engelse Sugar Loaf folly (van Mad Jack Fuller te Brightling, zie Meulenkamp en Headley, Follies, London 2003). Het is niet geheel duidelijk of het hier gaat om een cenotaaf of een mausoleum waarin de echtelieden Lefebvre ook daadwerkelijk begraven liggen. Zo ja, dan getuigt deze folly inderdaad van een voorbeeldige liefde en is het een ‘…touchant symbole de l’une des grandes histoires d’amour romantiques de XIX siècle’ (zoals de Fransen graag mogen overdrijven als het gaat om l’amour). Dichtbij staat de Villa Nordique naar Scandinavisch voorbeeld, maar aan een zijde ook voorzien van pilasters onder een timpaan; het bovenste gedeelte geheel van hout, gebouwd op een stenen basis. In Saint-Adresse moet ook nog een villa mauresque staan. Er zijn recente foto’s van, maar geen adres. Naar alle waarschijnlijkheid gaat het aan om een van de Moorse paviljoens of de portierswoning van de Villa Masquelier uit 1876, ontworpen door Jacques Drevet, Rue General de Gaulle 80. Dan is er nog het grote mysterie van de ‘wizard’s house’ dat voor het eerst werd gesignaleerd in Follies 25;12, 1995 als ‘found and lost’. Zou het hier kunnen gaan om het cementrustieke torentje in een tuin van de Rue Regnard? (Vergelijk het puntdak, de boom en de spitsboog ramen met de tekening in Follies France II, p. 134).
Verder zijn de Villa Dufayel (ook bekend als Villa Maritime / Salacrou), Boulevard Albert 1er 66, en het Château des Gadelles, Rue Cochet 1, zeker nog vermeldenswaardig. Laatstgenoemde kasteelvilla wordt ook wel Porte de Burgos genoemd. Enkel de bibliotheek en portierswoning zijn uiteindelijk gebouwd, tussen 1886 en 1894, maar deze constructie, met een overdaad aan grotere en kleinere torens, is al zo groot als een klein kasteel. De folly is het product van de samenwerking van 2 architecten, en 1 ingenieur, respectievelijk Pierre-Edouard Dumont, Henri Toutain en Gustave Eiffel (voor de ijzerconstructies in het dak). Het ontwerp is een bijna getrouwe kopie van de Arco Sante Maria te Burgos, Spanje. (Tegenwoordig privé-bezit, maar goed zichtbaar vanaf de weg). Henri Toutain ontwierp in 1890 ook nog een villa pal aan het strand van Le Havre. George Dufayel, een Parijse zakenman kocht het enorme pand in 1896. Dufayel staat bekend als de man die Saint-Adresse omtoverde tot een stukje Rivièra in Noord-Frankrijk: ‘Nice-Harvrais’. Later woonde de schrijver Armand Salacrou tot aan zijn dood in 1898 in de villa. Hij had er als kind gelogeerd en was zeer bekoord door les grottes de Dufayel. De schrijver zag zijn jongensdroom in vervulling gaan, toen hij genoeg geld had om het grote huis te kopen. Het is een pronkstuk van eclectische architectuur. Aan de voorzijde lopen trappen over terrassen omhoog. Hier zijn hier 2 grotten boven elkaar aangebracht, wat vrij uniek is (zie ook Marseille, Longchamp). Op deze plek, met prachtig uitzicht over strand en zee, heeft Salacrou, 90 jaar oud, zijn laatste adem uitgeblazen, voor wie het wil geloven. De villa is nu in gebruik als restaurant van een sterkok, een andere jongensdroom…
76 Etretat
Le Donjon, Chemin de Saint Clair. De heer M. Dollingen bouwde hier in 1862 een namaak Middeleeuws kasteel. Een skelet, vastgeketend in de kelder, spookte er rond en voor de sfeer werden ook nog tamme uilen ingezet. Nu hotel.
77 Lizy-sur-Ourcq
77 Boulancourt
Deux Tours. Geen dolende ridder te zien in de verre omtrek, maar wel een middeleeuwse poort. De poort overspant de weg naar het kasteel van Augerville, geflankeerd door twee ronde torens, kwistig voorzien van kantelen. Allemaal nep, gebouwd in 1928. Een idee van Mme Belmont, une américaine, toenmalig eigenaresse van het kasteel.
77 Bussy-Saint-Georges
Pigeonnier du Génitoy, langs de D406. Een brede, ronde duiventoren / belvédère met spits toelopend dak en een venster aan de voorzijde staat bovenop de poort met driehoekig timpaan van de Ferme Génitoy. Een bastaardzoon van Louis XIV, Louis-Cesar de Bourbon, heeft hier gewoond aan het eind van de 17e eeuw. De duiventoren is van latere datum, waarschijnlijk eind 18e eeuw. Anno 2012 wordt de folly gerestaureerd, maar staat het ingeklemd tussen nieuwbouw; de oude boerderij is grotendeels verdwenen.77 Couilly-Pont-aux-Dames
Maison de retraite des artistes dramatiques. Opgericht voor zijn mogelijk minder fortuinlijke collega’s door de toneelspeler Constant Coquelin (1841-1909), in zijn tijd een beroemdheid, bevriend met Edmond Rostand, de auteur van Cyrano de Bergerac. Het huis werd gebouwd door René Binet en in 1905 geopend. Op het binnenplein zijn hoger op de gevel in mozaïek maskers en medaillons van overleden acteurs te zien; onder de dakrand een fries met sierlijke graffiti. Bijbehorende boerderij met hoge, achthoekige duiventoren. Achterin het park bevindt zich het graf van Constant Coquelin met een buste van de acteur. In 2006 waren de vervallen restanten van het Théatre de verdure – een halfronde colonnade – nog aanwezig, evenals een kleine rustieke brug nabij de folly. Recentelijk is het complex geheel gerestaureerd en sindsdien streng-privé. Dan rest niets anders dan op de muur te klimmen en zo een blik in de tuin te werpen. Alles blijkt er nog te staan (en het lichaam kreunt naar leeftijd).78 Le Vésinet
Château d’eau. Tussen 1856 en 1860 werd hier, aan de westelijke rand van Parijs, een parklandschap gecreëerd. Het was een product van de unieke samenwerking tussen de industrieel Alphonse Pallu en Paul Lavenne, graaf van Choulot, architecte des jardins. Behalve de rustieke villa aan de Boulevard des Etats-Unis, met een constructie van boomtakken, werd er aan het Lac Superieur een watertoren gebouwd die in harmonie moest zijn met de landschappelijke aanleg. Het werd een schijnkasteel. Oorspronkelijk bestond de folly uit 2 verdiepingen. Er zat een dak op, maar op ansichtkaarten van circa 1900 lijkt deze constructie verdwenen. Wellicht was het gebouw, voorzien van massieve zuilen en kantelen, ook bedoeld als schijnruïne. Uit een grote opening onder de eerste verdieping stroomde water over terrassen naar beneden. Vandaar de alternatieve benaming La Cascade voor deze vermomde watertoren. Alleen het onderstuk bestaat nog.
78 Saint-Germain-en-Laye
Rue Jeanne d’Arc(?). Slanke, bakstenen duiventoren steekt in twee etages omhoog uit het mansardedak, achter muur langs de straat.
78 Poissy
Kiosque Chinois, Rue de l’Enclos-de-l’abbaye 5. In de tuin, op een heuveltje, staat een Chinese kiosk uit 1875. Het is een achthoekige folly, met opkrullende dakranden, latwerk en een fries onder het dak met Chinese tekens. In 2005 nog goed onderhouden.
78 Septeuil
Château de (Haut) Rosay, folly-ensemble. Het kasteelpark aan de Rue de Septeuil bestaat gedeeltelijk uit een oudere geometrische aanleg en, ten zuidwesten van het kasteel, een gedeelte in landschapsstijl. In Engeland en Nederland komt een dergelijke combinatie niet of nauwelijks voor. De Fransen doen er echter niet moeilijk over, zeker niet bij de eerste kennismaking met het Engelse fenomeen van een meer natuurlijke aanleg, omstreeks 1750. Goede voorbeelden van deze tegenstelling in aanleg zijn Versailles (met het Petit Trianon), Rentilly, Ancy-le-Franc en Mauperthuis. In het formele gedeelte ten westen van het kasteel werd circa 1780 het Château d’Eau geplaatst, dat nu met de achterzijde langs de Boulevard d’Europe staat. Het is een neoklassiek gebouwtje met bovenin een driehoekige timpaan, een attiek en een nis in de gevel waar het water uitstroomt in een halfrond bekken. In de 19e eeuw werd in het midden van dit tuingedeelte nog een grot bijgebouwd. In dit geval is er dus zelfs sprake van stijlvermenging binnen één afzonderlijk stuk van een park. De landschappelijke aanleg ligt ten zuidwesten van het kasteel. Hier bevinden zich achtereenvolgens: ‘ruines à l’antique’, een gebroken zuil, een cascade, een hexagonaal paviljoen met een bruggetje opzij, ‘la grande cascade’ (37 ‘treden’, 17e eeuw) een beeld van Diana in een rond bassin, meer rotswerk en kleine watervallen, een vierkante folly genaamd ‘Dame Blanche’ en nog een vijver. Het zeshoekige paviljoen is het pièce de résistance van het park. Aan de buitenkant zijn zowel Chinese, Moorse als neogotische stijlelementen aangebracht. Het staat bovenop een kunstrotspartij met een onderdoorgang. Het neoklassieke Dame Blanche paviljoen is een nymphée; vierkant met in een nis, aan een zijde onder de folly uitgespaard, een (meer dan levensgroot) beeld van een liggende vrouw. Het rotspaviljoen, het nympheum en de grot in het formele tuingedeelte worden toegeschreven aan J.B. Masure, die deze tuinornamenten in het eerste kwart van de 19e eeuw oprichtte en die het park ook voorzag van een ‘rivière anglais’.Privé-bezit. Maar de grot bij de fontein is goed zichtbaar vanaf de weg. Verder is alleen nog het zeshoekige rotspaviljoen te zien over de (hoge) muur vanaf de Chemin de la Côté Sainte-Anne. (Een uitvouwbare trap moet zeker tot de standaarduitrusting bij folly-onderzoek ter plekke behoren). De meeste, zo niet alle ornamenten van het Rosay park – af te leiden van fotomateriaal op internet – zijn zeer goed onderhouden.
80 Amiens
Cimetière de la Madeleine, Rue de St. Maurice. De begraafplaats werd in de 19e eeuw aangelegd naar het voorbeeld van de Engelse landschapstuin. Prachtige architectuur en sculptuur in allerlei stijlen. Opvallendst is het graf van Jules Verne. De bekende schrijver overleed in 1905 aan diabetes. In 1907 vervaardigde Albert-Dominique Roze het beeldhouwwerk voor het graf: de naakte torso van een man rijst omhoog uit de aarde met een uitgestrekte arm die de grafplaat opzij duwt, gedeeltelijk verbrijzeld en naar het licht / de hemel reikt. De verrijzenis van Jules Verne, onder het motto ‘Vers l’Immortalité et l’Éternelle jeunesse’.
81 Brens
Duiventoren. Vanuit Brens richting Cadalen rijden en hopen dat een locale voorbijganger weet waar dit object van de immer eindeloze follyzoektocht zich meer precies bevindt. (Frappant, maar het komt regelmatig voor dat de plaatselijke bevolking dit niet weet). Het duivenverblijf van baksteen heeft een janusfaçade; aan de ene zijde een timpaan als geveltop, aan de andere zijde een vlakke, horizontale daklijst. Aan beide zijden heeft de bouwer van deze folly speels vazen, urnen, op elkaar gestapelde bollen en een windvaan op verticale uitsteeksels op het dak geplaatst. Gebouwd in 1848, gerestaureerd in 2008.
87 Ambazac
Embarcadère. Niet bij de nieuwe maar bij de oude vijver, Etang de Jonas genaamd, staat een klein rustiek tuinsieraad, vermoedelijk uit de 2e helft van de 19e eeuw, aan de rand van een grote, rechthoekige vijver. Terras met cementrustieke leuningen en trappen; ook faux-bois verwerkt in de bouw van het pagoda-achtige paviljoen. Dakpannen in verschillende kleuren. In vervallen staat. (Een embarcadère is overigens een plek waar men aanlegt of vertrekt met een boot)87 Saint Priest-Taurion
In een bocht van de weg (D44) staat een uithangbord met de tekst: ‘Recup’art. Entrez l’imaginaire J.P. Moreau’. Een tuin vol met zelfbouwfollies, constructies waarbij verschillende objecten aaneen worden gesmeed tot een nieuw geheel. Materiaalgebruik: afval, bijvoorbeeld (delen van) fietsen, brommers, windwijzers, en meer. Zie verder PF 31.87 Le Vigen
Parc Le Reynou. Tegenwoordig een dierentuin, maar de landschappelijke aanleg, daterend tussen 1877 en 1890, is nog grotendeels intact. Voorbeelden van cementrustiek, waaronder een lange, rechte brug over een vijver, kunstgrotten en dito rotspartijen, van de hand van Gabriel Lecardeur, een bekende rocailleur met goedlopend atelier in Parijs. Het kasteel van Reynou is een toonvoorbeeld van stijlvermenging en evenals het park in opdracht van Charles Haviland gemaakt. Haviland was van oorsprong Amerikaan. Hij was een rijke fabrikant met porseleinfabrieken in het nabijgelegen Limoges.91 Massy
Kiosque Clos-d’Origny, Allée du Clos-d’Origny. Muziektent, gemaakt van faux-bois, met rieten dak; diameter van 8 meter. Het geheel staat bovenop een partij kunstrotsen. Totale hoogte: 7 meter; toegang via trappen aan de zijkant. De folly zou al in de 18e eeuw zijn gebouwd op het landgoed van de toenmalige eigenaar Nicolas Appert. In de rotspartij is een gedeeltelijk onderaardse gang geconstrueerd. Goed onderhouden
91 Janville-sur-Juine
Tour de Pocancy, (zijweg van) Rue de la Tour Pocancy. De toren staat op een open plek in het bos, ten zuidoosten van Janville-sur-Juine. Het oogt als een middeleeuwse toren, maar het betreft hier duidelijk een folly uit het midden van de 18e eeuw. De toren bestaat uit 3 verdiepingen, gebouwd als een omgedraaide verrekijker, naar het voorbeeld van de authentiek middeleeuwse donjon van Montlhéry. Opdrachtgever: Marquis de Broglie, ter verfraaiing van het terrein bij zijn Kasteel Mesnil en voor het uitzicht.
91 Saint-Sulpice-de-Favières
Château de Segrez: Pavillon de Chasse, Grotte. De eerdere formele aanleg van het kasteelpark werd in de 2e helft van de 18e eeuw, zoals bij vele Franse tuinen, aangepast aan de nieuwe mode van de Engelse landschapsstijl door de toenmalige eigenaar Antoine-René d’Argenson (1722-1787). Een ‘jolie grotte’ werd in de tuin geplaatst voor een meer pittoresk aanzicht, de wanden afgedekt met schelpen, waar water over stroomde. Aan het eind van het park werd circa 1900 nog een Pavillon de Chasse gebouwd, met een rustieke veranda en spitsbogen in de muren aan de zijkant. Er zou ook nog een fasanterie moeten zijn.
91 Draveil
In de tuin van het Maison d’Alphonse Daudet, Rue Alphonse Daudet 33, langs de Seine, staat een zeshoekig paviljoen van steen met een tentdak. Hier, in zijn cabinet de travaille, schreef Daudet een aantal van zijn boeken en werd in 1890 zijn bekende werk, Lettres de mon Moulin, gestolen door een obsessieve bewonderaar (Louis-Pilate de Brinn’Gaubast, zo’n naam verzin je niet); toentertijd een bekend schandaal.
In de Paris-Jardins, Boulevard Henri-Barbusse 120, het voormalige park van kasteel Villiers, aangelegd op de formele Le Nôtre-manier, stonden aan het begin van de 18e eeuw al twee ronde tuingebouwtjes met een koepel van leisteen, het dak bekroond met een dennenappel van steen of ijzer. Rondom is een sierlijke, open galerij aangebracht van ijzer. In een document uit 1777 wordt vermeld dat de gebouwtjes een diameter van 4 meter hebben. Ze worden aangeduid als ‘Laternes’. Het waren twee identieke, kleine paviljoens. Het is niet bekend waar ze ooit toe dienden. Een van de gebouwtjes is verdwenen, het andere is nog intact (restauraties in 1980 en 1982); het staat op een kruispunt van paden. In het park bevindt zich ook nog een kunstgrot, een kleine rotsbrug en ander rotswerk.
91 Echarcon
In het park van het Château d’Echarcon staat het Nymphée, ook wel aangeduid als La Grotte. De façade bestaat uit 3 poorten; een in het midden, onder een timpaan en 2 aan de zijkant. Alleen de middelste poort leidt naar een binnenruimte, een kunstgrot, met een kleine waterval, beelden in nissen of losstaand op de vloer en rijk versierd met schelpen in diverse patronen en kleuren. Oorspronkelijk stond het nympheum aan een kleine vijver, waarvan het water wegstroomde via een cascade met kunstrotsen. De vijver is gedempt en de kleine waterval binnenin staat droog, tot groot verdriet van de waternimfen. Het tuinsieraad dateert al uit de eerste helft van de 18e eeuw, maar is zeker interessant als voorloper voor menige folly-schelpengrot. Privé-bezit, maar regelmatig opengesteld voor publiek. Gerestaureerd.
91 Champcueil
Tour de Buisson, Forêt de Beauvais, Rue de Beauvais. In 1847 erfde een dochter van Antoine Louis Bréguet het kasteel van Buisson. Waarschijnlijk voor haar man, hartstochtelijk astronoom, bouwde zij het schijnkasteeltje, als observatorium. Via een trap kan men tot aan de eerste verdieping komen. Nogal saaie folly. Gerestaureerd in 1999.
92 Ville-d’Avray
Kiosque Maison Corot, Rue du Lac 7. In de loop van de 19e eeuw werd het gebruikelijk voor kunstenaars om de grote stad te ontvluchten. Dat hoefde niet ver te zijn, als het er maar rustig was. De schrijver Daudet streek neer in Draveil, Honoré de Balzac schreef enkele van zijn boeken in Sèvres, dichtbij Ville-d’Avray, waar de schilder Camille Corot (1796-1875) een buitenhuis had gekocht in dit plaatsje bijna aan de rand van de Franse hoofdstad. Ze gingen bij elkaar op bezoek. Corot had in de tuin van zijn huis een paviljoen gebouwd, waar hij in alle rust kon werken. Het is een rond gebouw van 2 verdiepingen met een tentdak bovenop. De ingang bestaat uit een rustieke portico van hout, afgezet met een timpaan. Op de eerste verdieping had Corot een kleine kamer. Voor zijn geliefkoosde moeder maakte hij hier 6 muurschilderingen met gezichten op Ville-d’Avray. Het tuinpaviljoen staat bij de vijvers van het plaatsje. Privé-bezit.
Auberge Cabassud, een rustiek huisje, staat aan de rand van de vijver Neuf, Rue de Versailles 51-53. Het was een ontmoetingsplaats voor kunstenaars.
92 Levallois-Perret
Moorse villa, Villa Chaptal 11, 13 en 13bis. In 1892 gebouwd voor de schilder Albert-Frederic-Alexandre Mittenhoff, die de villa nog in hetzelfde jaar verkocht aan Pedro Gailhard, directeur van de Parijse Opera. Gailhard veranderde een en ander aan het gebouw en richtte onder andere een toren op met als bekroning de bekende islamitische halve maan. Het interieur is gedeeltelijk afkomstig van het Spaanse paviljoen van de Exposition Universelle, Parijs 1889. Naast een meerderheid van Moorse stijlelementen zijn er ook (florale) Art Nouveau elementen terug te vinden in de decoratie van de villa.
92 Clichy-la-Garenne
Duiventoren, Parc Roger Salengro, Boulevard de Général Leclecrc. Slanke toren van ruwe steen, bekroond met een houten duiventil, tegen een chalethuisje aangebouwd, in perfecte staat van onderhoud. Vlakbij een vijver met een cementrustieke brug en kunstrotsen. Het park dateert van 1897.
93 Clichy
Maison-de-Sorcière. Allée Pierre Simon (?) Huis met meerdere cementrustieke onderdelen (balkon, trap, deuromlijstingen) en toren, al dan niet behekst. Er bestaan foto’s van. Het ziet er niet oud uit. Maar waar staat het? Bestaat het wel echt?
93 Gagny
Parc Courbet, Chemin des Bourdons. Aanleg uit 1887 in opdracht van de uitgever Ludovic Baschet, nu stadspark. Te zien: La Rotonde met Dorische zuilen en een Venusbeeld in het midden. De oude woonstede van de familie Barschet is het eerste huis in Ile-de-France in de style normand (nagebouwd vakwerkhuis)
93 Drancy
Parc Ladoucette, Rue Sadi-Carnot 86, mausoleum en ijskelder. Het park behoorde tot het gelijknamige kasteel van de familie Ladoucette, lokaal bekend om hun filantropie, maar is tegenwoordig bezit van de gemeente en omgedoopt tot Parc Jacques-Duclos. Van de restanten van een oude toren is in 1740 een ijskelder gebouwd. Tevens bevindt zich in het park de graftombe van de barones van Ladoucette uit 1874: een rond gebouwtje, enigszins naar boven toe taps toelopend, met bovenin rondom een kleine galerij; het geheel bekroond met een koepel waarop een kruis. Beide follies zijn uitstekend onderhouden.94 Bry-sur-Marne
In de tuin van het huis Rue Favier 10bis staat een rustiek chalet, met mini-balkon boven de deur en zadeldak, geheel opgetrokken van stroleem en boomstronken. Waarschijnlijk gaat het hier om een kinderhuisje, gezien het formaat. In goede staat, gebouwd begin 20e eeuw. In de Jardin Public, Square du Marechal-de-Lattre-de-Tassign, staat een 19e eeuwse colonnade. Het zijn 2 galerijen die in het midden bijeenkomen in een ronde ruimte (een ingeklemde rotonda), waar een bronzen beeld staat van een atleet. Architecten: V. en R. Vieux, maar volgens een andere bron was Bonnier de Saint-Marceaux de architect.
95 Beaumont-sur-Oise
La Tour Roger. Achter een muur rijst een hoge toren op van baksteen, bovenop afgezet met kantelen; 4 verdiepingen. De toren verkeert in slechte staat en dreigt overwoekerd te worden met klimop. Bouwdatum: 2e helft 19e eeuw (en niet 16e eeuws zoals het opschrift van een oude ansichtkaart beweert).
95 Herblay
La Maison / Villa Mauresque, Quai du Génie 2. De Moorse villa ligt langs de Seine en werd in 1900 gebouwd door de schilder en fotograaf Victor Madeleine. Het is zowel in neogotische (begane grond) als Moorse stijl gebouwd. Het interieur is zeer exotisch. De villa is meermaals gebruikt als locatie voor films. Huidige eigenaar: Christian Brieu, kunstenaar. Gerestaureerd.
95 Saint Prix
Het Château de la Ferme alhier bestaat nog, maar de frêle Chinese kiosk, met dito bruggetje ernaartoe is verdwenen. Nog wel bewaard gebleven is de ijskelder aan de Rue de la Marne, gebouwd door baron Léopold Double voor zijn kasteel Château Double (voorheen Château des Vendôme). De ijskelder is in een kleine heuvel ingebouwd en heeft een cilindrische vorm. De baron bouwde nog meer fabriques op zijn landgoed: een of twee torens, 2 grotten, een cascade met beelden en een rustiek prieel. De Tour Plumet staat in het Forêt de Montmorency, aan de Rue des Parquets, even ten noorden van Saint Prix. Het dateert uit 1863, gebouwd in de zgn. style troubadour (neogotisch), en was bedoeld voor de jacht. Op oude ansichtkaarten wordt de folly aangeduid als ‘les ruines’. Oorspronkelijk moet het zijn gebouwd als schijnruïne. Bij de restauratie van de toren 10 jaar geleden is een ‘valse’ ruïneuze zijmuur en andere aanbouw weggelaten. (Dat valt te verwachten als je France Telecom iets laat restaureren. Nee, dan is het ook niet verwonderlijk dat er nu een foeilelijke zendinstallatie bovenop de toren staat.) Een van de grotten zou bij de Marie-vijver moeten liggen. De andere grot bevond zich onder de tweede toren, Tour Saint Jacques, die waarschijnlijk aan een uiteinde van de Place de la Croix-Saint-Jacques heeft gestaan. Deze toren werd in 1870 in de oorlog met Pruisen zwaar beschadigd en kort daarna gesloopt. Mogelijk is het ‘petit maison’ aan de Rue Maignan Larivière te identificeren als het rustieke huisje met strodak, dat ooit aan een vijver stond van het Château Double. Het kasteel zelf bestaat niet meer.
En dan is er nog het Maison Maignan aan de Rue de la Croix-Saint-Jacques. Op een helling richtte de schilder Albert Maignan (1845-1908), bekend van grote schilderingen op muren en plafonds, een tuin in met een merkwaardige zonnewijzer, een (Venetiaanse) put en andere objecten, samengesteld van onderdelen van oudere architectuur uit de middeleeuwen of renaissance. Het huis diende vanaf 1890 als atelier waar Maignan leerlingen schoolde in de schilderkunst. Ook was er een curiositeitenkabinet in een omgebouwde schuur in de tuin. Naast het huis staat het Pavillon, een aanbouw, eveneens een assemblage van restanten van oudere architectuur.
95 Presles
Château de Courcelles, Rue de Courcelles. Aanleg in Engelse landschapsstijl door Louis-Sulpice Varé (1803-1883), paysagiste, circa 1860. Meerdere follies, alle rustiek: houten Embarcadère aan vijver, brug, Kiosque van hout met gotische ramen, Belvédère bij de ingang, schijnruïne, oude kennel, houten hut bij de muur rond het domein. De hut en kiosk zijn in verval.
95 Saint-Martin-du-Tertre
Château de Franconville aux Bois, park (90 ha), Rue Corentin Celton. Het kasteel werd tussen 1876 en 1882 gebouwd door de architect Gabriel-Hippolyte Destailleur, in opdracht van Alfred Regnier, hertog van Massa, als een kopie van het Château Lafitte van Francois Mansard (Hoeveel Franse voor- en achternamen, titels, onuitspreekbare jaartallen en benamingen passen er in een zin?) In het park, aangelegd door Louis Sulpice Varé (1803-’93), paysagiste, een trits follies. Rustiek: 2 embarcadères, waarvan mogelijk nog 1 resteert in schamele staat: het dak zit er nog op, sierlijk gezaagde patronen aan de voorzijde, zijwanden zijn verdwenen; het achterste gedeelte bestaat uit een halfronde vakwerk uitbouw. De andere embarcadère moet in de zuidwestelijke hoek van de tuin hebben gelegen. Bij de eerste zij-ingang (met hek) zijn in dit geheel overgroeide tuingedeelte, de schamele restanten van een tuinornament te vinden bij een ijzeren bruggetje. Verderop bevindt zich nog een partij kunstrotsen, vermoedelijk ooit een cascade, nu pal aan een drooggevallen vijverkom gelegen. Het belangrijkste gebouw in het park is het neoklassieke Le Théatre met, in de tijd van de hertog, 150 plaatsen. De hertog van Massa huurde een trein en liet zijn gasten voor een uitvoering in het theater naar het dichtstbijzijnde station brengen. Hij componeerde zelf muziek en was bevriend met Camille Saint-Saëns. De ronde colonnade bij de poortgebouwen is een replica in het klein van het voorbeeld te Versailles van Jules Hardouin-Mansart, met een waterbekken en beeld van een nimf in het midden. Direct bij het kasteel bevindt zich de oranjerie van maar liefst 9 traveeën. Bij het ‘petit chateau’- onderkomen voor muzikanten of acteurs bij overnachting na een optreden in het theater – staat nog een fontein. Het is een nis, ingebouwd in de muur, gedecoreerd met stalactieten rondom een masker, waar het water uit spuit; naar ontwerp van Hyppolyte Destailleur. Een neogotische kapel is helaas gesloopt, maar de Tour du Guet staat er nog, 23 meter hoog, 5 verdiepingen, met bovenop een lantaarn van glas en ijzer, een latere toevoeging; vandaar de bijnaam Le Phare. Het grondplan is achthoekig, op de hoeken zijn steunberen aangebracht en onder de dakrand ramen met spitsbogen. De toren zou in 1840 zijn opgericht door markies Alphonse de Massa voor zijn echtgenote, Caroline Leroux, om van het uitzicht te kunnen genieten (‘vue incontourable’). Deze belvédère staat nu buiten het park, in het dorp, op de kruising van de Rue Serret en de Rue du Leutenant Baude, bovenop een heuvel.In goede staat. In het park bevindt zich een privé-kliniek. Verboden toegang, maar meerdere tuinsieraden zijn vanaf de ingang te zien.
95 Saint-Brice-sous-Forêt
Kiosque, Rue de Paris 68. Begane grond van baksteen met daar bovenop een rustieke constructie van boomstammen die het dak ondersteunen.
Voorlopige conclusies
Met bovenstaande inventarisatie, toegevoegd aan die van Pieter en Rita Boogaart in de 2 delen ‘Follies in France’, ontstaat er een steeds duidelijker beeld van het fenomeen follies, zoals dit zich in
Frankrijk manifesteert. Maar nog steeds is het overzicht onvolledig. Er is meer dan genoeg materiaal over om nog eens tientallen bladzijden mee te vullen. En moeten de vele fabriques die inmiddels zijn verdwenen niet ook nog worden opgespoord? Er valt dus nog meer dan genoeg te ontdekken. Maar welke gevolgtrekkingen kunnen er met de huidige stand van onderzoek worden gemaakt?
Het is volkomen duidelijk dat de Franse opdrachtgevers van tuinen au fait, goed bekend, waren met de ontwikkelingen in de Engelse tuinkunst vanaf het midden van de 18e eeuw. Er waren overeenkomsten en verschillen in het ontwerp van landschapstuinen en de stoffage daarvan met allerlei soorten van tuinsieraden. Op de eerste plaats lijken er in Frankrijk bijvoorbeeld weinig of geen follies te vinden die zijn gebouwd op een driehoekig grondplan, in tegenstelling tot Engeland waar de driehoeksvorm vaker voorkomt. Ook is de kluizenaar en zijn onafscheidelijke hermitage niet erg populair in de Franse tuinkunst van de 18e en 19e eeuw. Dit geldt eveneens voor de inrichting van melancholische ‘scenes’ in een jardin anglais of anglo-chinois. Wel is er een overdaad aan kiosques, muziektenten, in stadsparken. In de meeste gevallen gaat het om een eenvoudig standaardtype met een verhoogde ronde of veelhoekige basis onder een dak, een balustrade rondom en aan alle zijden open. Er zijn echter meerdere uitzonderingen, zoals de kiosk in Souvigné-de-Touraine (37), die uit 3 verdiepingen bestaat, met ieder een andere functie en die ook nog, evenals het exemplaar in Tours, is voorzien van sierlijke faux-bois (37). En dan is er ook nog het afwijkende type van de paddestoel-kiosk in de noordelijke regio’s van Frankrijk (59 Avesnes). Sowieso is er een opmerkelijk verschil met Engelse voorbeelden door het veelvuldige gebruik van cement voor namaakhout, grotten en rotswerk, met name in het noorden, maar ook in andere delen van Frankrijk.
In Frankrijk is ook een ander type folly te vinden: de fontaine-lavoir. Deze wasplaatsen komen overal voor, in alle regio’s. Ze staan meestal in of bij het centrum van een dorp of stadje; soms zijn ze in het park van een château te vinden (14 Saint Germain-Langot). In een aantal gevallen zijn het opvallende architectonische hoogstandjes, zoals de in Egyptische stijl uitgevoerde wasplaats te Mauvages (55).
Een andere specialiteit van de Fransen is de rocher. Daarbij gaat het om een grote rots(partij), van nature al aanwezig in het landschap of kunstmatig opgeworpen, ter vergroting van de variatie in de inrichting van de tuin en romantische sensaties (het ontzag voor de grootsheid van de rots, die associaties oproept met de overweldigende bergtoppen van de Alpen). Voorbeelden van deze (Grand) Rochers zijn te vinden in Mortefontaine, Betz en de Folie Saint-James, voorafgegaan door het enorme rotslandschap vol hydraulische kunststukjes te Lunéville en de Bains d’Apollon van Versailles. De rotspartij in de Folie Saint-James te Neuilly is 43 meter lang en 12 meter hoog. Het wordt ook wel aangeduid als een grot (waarin een tempel is gebouwd). De oprichting van deze folly was zo kostbaar dat de opdrachtgever, Monsieur de Saint James, nota bene van koning Louis XVI de bijnaam ‘l’homme au rocher’ kreeg. Andere rotsprojecten, ontworpen in de vorm van 2 Montagnes, werden aan het eind van de 18e eeuw gebouwd: een ter ere van het Fête de l’Etre Suprême op het Champ de Mars te Parijs; de andere betreft een ontwerp voor een grote rotsberg van de architect L. Dutour, ‘à dresser dans un jardin’ te Bordeaux.
Een plek waar gegarandeerd fabriques zijn te vinden is in een van de vele plaatsen langs de Franse kust, met name de vakantieoorden uit de periode eind 19e en begin 20ste eeuw. Aan de Rivièra werden kostbare villa’s gebouwd in neogotische of exotische stijl. Hetzelfde geldt voor de kuststreek langs de Atlantische oceaan, vanaf Hendaye, grenzend aan Baskenland, met zijn casino in Oosterse stijl (64), tot aan de Belgische grens. In Duinkerken vinden we de ‘Bains’ (59) in Moorse stijl. In Le Havre (67 Sainte-Adresse) prijkt het Pain de Sucre hoog op een heuvel en dichtbij stond ooit Le Pagode, een ‘Villa Chinois’, die inmiddels is gesloopt. Meer naar het zuiden, boven Bordeaux, was de badplaats Arcachon een groot openluchtmuseum van follies: een casino in Moorse stijl, met daarnaast een Chinese tent en een rustiek, houten Theater onder rieten dak. Deze sierlijke bouwwerken staan er niet meer, maar op de valreep kan de villa Les Ruines, gebouwd als een schijnruïne door een bankier – inmiddels vervallen tot een echte ruïne – nog bekeken worden voordat het instort. Verder wemelt het in Arcachon van chalets met de meest prachtige, gezaagde houten versieringen. Langs de kust is ook de meeste exotische architectuur te vinden, vooral in de Moorse of Chinese stijl, maar ook naar Egyptische voorbeelden, zoals Le Typhoneum te Wissant (62).
Grafmonumenten, processieparken of andere religieuze architectuur blijven tamelijk onderbelicht. Voorbeelden als de kruiswegstaties van Notre Dame de Grace te Rochefort, uitgevoerd in Moorse stijl, die eveneens is gebruikt voor de synagoge van Besançon (en vele andere 19e eeuwse, Joodse gebedshuizen), of de Calvaire van Saint-Georges-sur-Cher – een sacrale versie van de Grand Rocher – met een beeld van Jeanne d’Arc op een brandstapel van imitatie boomstammetjes, komen absoluut in aanmerking voor het predicaat folly. Er zou een afzonderlijk boekje mee kunnen worden gevuld.
Ten slotte nog de insolites, zelfbouw – of douanier follies. Nergens in Europa zijn er zo veel opgericht als in Frankrijk. De vormentaal is verbijsterend veelzijdig, evenals het gebruikte bouwmateriaal dat varieert van flessen, plastic speelpoppen, oude brommers en schelpen tot bouwafval en afgedankte keukenapparatuur. Meestal zijn deze doorgaans zeer fantasierijke, singuliere constructies gemaakt door een obsessieve amateur, een excentriekeling die een belangrijk deel van zijn leven opoffert aan zijn zelfbouwproject, dat bijna stelselmatig oneindig blijkt en onaf bij de dood van zijn schepper. (Overigens zijn het bijna altijd mannen die zelfbouw-follies maken. Hoe komt dat zo?)
Dit soort van meer eigentijdse follies komt misschien het dichtst bij de pure esprit van de Engelse squire-follies uit de 18e en 19e eeuw. In ‘Follies in France’ zijn er talrijke staaltjes van te vinden.
Tot zover de bevindingen van de inventarisaties van Franse follies door Pieter en Rita Boogaart en ondergetekende. Het is de bedoeling dit materiaal te depouilleren voor gebruik bij bezoek aan Frankrijk. In gewoon Nederlands heet dit: ‘plunder’ de opsommingen ter plekke en geef u over aan La Folie.
03 Allier
06 Alpes Maritimes
08 Ardennes
13 Bouches-du-Rhône
14 Calvados
18 Cher
21 Côte-d’Or
25 Doubs
28 Eure-et-Loire
30 Gard
31 Haute Garonne
33 Gironde
35 Ille-et-Vilaine
37 Indre-et-Loire
38 Isère
45 Loiret
47 Lot-et-Garonne
49 Maine-et-Loire
51 Marne
52 Haute Marne
54 Meurthe-et-Moselle
55 Meuse
56 Morbihan
59 Nord
60 Oise
61 Orne
62 Pas-de-Calais
64 Pyrénées Atlantiques
65 Hautes Pyrénées
67 Bas-Rhin
69 Rhône
70 Haute Saône
75 Paris
76 Seine Maritime
77 Seine-et-Marne
78 Yvelines
80 Somme
81 Tarn
87 Haute Vienne
91 Essonne
92 Hauts-de-Seine
93 Seine-Saint-Denis
94 Val-de-Marne
95 Val-d’Oise
Foto’s:
- Theater en school van Guise
- Cementrustieke boomstronk en grot bij tuinmanswoning Saint-Quentin
- Gezicht op park van kasteel les Charmettes, Largny-sur-Automne
- Het praalgraf van Joseph Sec
- Anduze, nepruïne langs de weg
- Tour de Castellane, Epernay
- Moors paleisje in Malzéville
- Cementrustieke brug, Domaine des Eaux Bleues Liverdun
- Het graf van de familie Bouglione, Lizy-sur-Ourcq
- Kunstgrot met daaronder een ijskelder, Crepy-en-Valois
- De duiventoren van Bussy-Saint-Georges wordt gerestaureerd
- Théatre de verdure, Couilly-Pont-aux-Dames
- Château d’eau in de tuin van Rosay, Septeuil
- Cementrustieke details, paviljoen Ambazac
- Cementrustieke brug, Parc Le Reynou, Le Vigen
- Een tuin vol zelfbouw, Saint Priest-Taurion
- De graftombe van barones Ladoucette, Drancy
- Tour du Guet, ook wel Le Phare genoemd, Saint-Martin-du-Tertre